VOOR NIEUWS EN MEER INFORMATIE! GA NAAR: WWW.SNIPS.NL
CONSPIRACY
De Protocollen
Van De Wijzen Van Sion
NOOT:
De Protocollen van de Wijzen (of Ouderen) van Sion (soms geschreven als
Zion) is geen antisemitische tekst, aangezien juist de niet-Joden als
minderwaardig worden bejegend. Het is wel gebruikt als middel om mensen
tegen de Joden op te zetten door het te doen blijken alsof de Protocollen
van de Wijzen van Sion de blauwdruk is van een Joodse samenzwering tot
het verkrijgen van wereldmacht. Deze tekst is met opzet zo geschreven
alsof het een Joods/Zionistisch document is om er voor te zorgen dat de
aandacht niet gaat naar degenen die er wel achter zitten.
En dat zijn de Illuminati… wie anders? Wellicht kan het geen kwaad
om eerst even dit artikel te lezen: De Protocollen
DE PROTOCOLLEN VAN DE WIJZEN VAN SION
(Nederlandse vertaling uit 1933)
(tussen haakjes achter het protocolnummer is toegevoegd ter verduidelijking,
dit staat niet in het originele document)
PROTOCOL 1 (De hoofd doctrine)
1. Laten we elk gepraat vermijden, maar iedere gedachte afzonderlijk onderzoeken
en den toestand door vergelijkingen en gevolgtrekkingen onder de loupe
nemen. Ik zal ons systeem zoowel volgens ons gezichtspunt uiteenzetten
als volgens de opvatting van hen die niet tot onze gelederen behoren.
2. Het staat vast, dat de menschen met slechte instincten veel grooter
in aantal zijn dan die met goede. Daarom bereikt men betere resultaten,
als men de menschen met geweld en bangmakerij regeert dan met geleerde
uiteenzettingen.
3. Ieder mensch streeft naar de heerschappij; iedereen zou graag dictator
worden, als hij er de kans toe zag en slechts weinigen zijn bereid hun
eigen belang aan het gemeenschappelijk welzijn op te offeren.
4. Wie heeft de roofdieren, die men menschen noemt, in toom gehouden?
Wie heeft hen tot nog toe geleid? Tot aan het begin van de sociale orde
hebben zij zich onderworpene aan het ruwe en blinde geweld; later aan
de wet, die niets anders is dan dat zelfde geweld, alleen in anderen vorm.
Ik trek hieruit de conclusie, dat volgens de natuurwet het recht in het
geweld ligt.
5. De politieke vrijheid is geen feit, alleen maar een idee. Men moet
dit idee kunnen verwerkelijken, zoodra men de volksmassa's door
het lokaas van een denkbeeld op zijn hand moet brengen, indien zij de
bedoeling hebben om de heerschende partij omver te werpen. Dit vraagstuk
is gemakkelijk op te lossen, als de tegenpartij haar macht put uit de
vrijheidsidee - het zoogenaamde liberalisme - en ter wille van dit idee
iets van haar macht prijsgeeft. Op dat oogenblik zal onze leer triomfeeren:
zoodra de teugels van het bewind zijn los geraakt, worden ze krachtens
de natuurwet direct door andere handen gegrepen, omdat het blinde geweld
van de massa geen dag zonder leider kan zijn; de nieuwe macht treedt eenvoudig
in de plaats van de vroegere macht, die door het liberalisme van zijn
kracht werd beroofd. In onzen tijd is de macht van het goud in de plaats
gekomen van de heerschappij der liberale regeeringen. Er was echter een
tijd, dat men aan God geloofde.
6. De vrijheidsidee is niet te verwerkelijken, want niemand is in staat
om er het juiste gebruik van te maken. Men behoeft het volk slechts korten
tijd zichzelf te laten regeeren en het zelfbestuur verandert al heel gauw
in teugelloosheid. Van dit oogenblik af ontstaan er twisten, die spoedig
tot sociale oorlogen leiden; de staten gaan in vlammen op en hun heele
grootheid valt tot asch ineen.
7. Of een staat zich nu al uitput onder de werking van zijn eigen schokken
of dat zijn binnenlandsche twisten hem aan vreemde vijanden overleveren,
in ieder geval kan hij als reddeloos verloren worden beschouwd: hij is
in onze macht. De heerschappij van het kapitaal, dat geheel in onze handen
is, komt hem dan voor als een reddingsanker, waaraan hij zich goedschiks
of kwaadschiks moet vastklampen, wil hij niet ten onder gaan.
8. Wanneer iemand volgens liberaal standpunt zulke overwegingen voor immoreel
zou houden, dan vraag ik hem: Als iedere staat twee vijanden heeft, een
in zijn eigen boezem en een vreemden, en wanneer het hem veroorloofd is
om zonder eenige moreele consideratie tegen een vreemden vijand alle strijdmiddelen
te gebruiken, b.v. door hem zijn aanvals- en verdedigingsplannen niet
bekend te maken of hem 's nachts of met overmachtige strijdkrachten
aan te pakken, waarom - vraag ik - zouden zulke middelen tegenover den
veel gevaarlijker vijand, die de sociale orde en den welstand verstoort,
immoreel zijn?
9. Kan iemand met gezond verstand hopen om de volksmassa's met succes
te leiden door vermaning of overreding, wanneer aan het volk, dat slechts
oppervlakkig denkt, de vrijheid tot tegenspraak is gegeven, die - ofschoon
zij zinloos is - het volk verleidelijk voorkomt?
10. Deze menschen laten zich uitsluitend leiden door hun bekrompen verlangens,
hun bijgeloovige beschouwingen, hun gebruiken en overleveringen en hun
intuïtieve principes; zij zijn de speelbal van de strijdende partijen,
die zich zelfs tegen de verstandigste, overeekomst verzetten.
11. Iedere beslissing van de massa hangt van toevalligheden af; ze heeft
geen flauw begrip van de geheime kunst der politiek, neemt daardoor heel
dwaze beslissingen en legt zoodoende de kiem van de anarchie in de regeering.
12. Politiek heeft met moraal niets gemeen. Een heerscher, die zich door
de moraal laat leiden, handelt niet politiek en zijn gezag berust op zwakke
grondslagen. Wie heerschen wil, moet gebruik maken van list en huichelarij.
Hoogstaande eigenschappen van een volk, zooals oprechtheid en rechtschapenheid,
zijn in de politiek alleen maar zonde, want zij stooten de koningen gemakkelijker
van hun troon dan zelfs de machtigste vijand. Zulke eigenschappen mogen
dan al kenmerken van het volk zijn, wij echter mogen ze in geen geval
tot richtsnoer nemen.
13. Ons recht ligt in het geweld. Het woord recht is een leeg, ondefinieerbaar
begrip. Het zegt alleen maar: Geef mij, wat ik wil, opdat ik daardoor
kan bewijzen, dat ik de sterkere ben.
14. Waar begint het recht, waar eindigt het? In een staat, waar de macht
slecht georganiseerd is, waar de wetten en de regeering ten gevolge van
de tallooze rechten, die het liberalisme in het leven heeft geroepen,
onmachtig zijn geworden, vind ik een nieuw recht: namelijk door mij volgens
het recht van den sterkere op de heele bestaande rechtsorde te storten
en ze omver te werpen, de hand op de wetten te leggen, alle instellingen
om te vormen en de baas te worden over hen, die aan ons hun rechten -
die zij zich door geweld hadden verschaft - hebben overgedragen en van
hun macht vrijwillig - uit liberalisme - afstand hebben gedaan.
15. Terwijl tegenwoordig alle machten wankelen, zal onze macht sterker
zijn dan elke andere, omdat zij zoolang onzichtbaar zal blijven, totdat
zij door geen enkele list meer kan worden ondermijnd.
16. Uit het voorbijgaande kwaad, dat wij nu moeten stichten, zal het goede
te voorschijn komen van een onwankelbare regeering, die den regelmatigen
loop van het nationale leven, welks raderwerk door het liberalisme werd
verstoord, zal herstellen. Het doel heiligt de middelen. Laten wij bij
onze plannen minder aandacht besteden aan het goede en het zedelijk hoogstaande
dan aan het noodzakelijke en het nuttige.
17. Voor ons ligt een plan, waarop - zooals bij een krijgsplan - de weg
is aangegeven, dien wij niet mogen verlaten zonder gevaar te loopen het
werk van eeuwen in de war te sturen.
18. Om tot ons doel te geraken moeten wij de gemeenheid, de veranderlijkheid
en de wankelmoedigheid van de massa begrijpen en haar onbekwaamheid om
de voorwaarden van haar eigen bestaan en haar eigen welvaart in te zien
en te waardeeren. Men moet inzien, dat het volk niet oordeelen kan en
dan weer naar rechts, dan weer naar links luistert. Een blinde kan een
blinde niet leiden zonder hem in den afgrond te storten. Daarom kunnen
de uit het volk omhooggeklommen afstammelingen van het gepeupel, al zijn
ze ook nog zoo begaafd, door hun gebrek aan inzicht en gevoel voor de
hooge politiek, de menigte niet leiden zonder de heele natie in het verderf
te storten.
19. Alleen een persoonlijkheid, die van jongsaf voor de alleenheerschappij
is opgevoed, kan de woorden begrijpen, die uit het politieke alfabet worden
gevormd.
20. Een volk, dat aan zichzelf, dat wil zeggen aan de parvenu's
uit zijn midden, is overgelaten, stort zich door den twist van naar de
macht hongerende partijen en de daaruit voortkomende wanorde in het verderf.
Is het de massa mogelijk, rustig en zonder kleingeestige jaloezie te oordeelen
of de landszaken te behartigen, die met persoonlijke belangen niet verward
moeten worden? Kan zij zich weren tegenover vreemde vijanden? Dat is onmogelijk.
Een plan, dat in even zooveel stukken wordt gescheurd als de massa koppen
telt, verliest zijn uniformiteit; het wordt onbegrijpelijk en onuitvoerbaar.
21. Alleen een onafhankelijk heerscher kan zijn breed opgezette plannen
volvoeren en invloed uitoefenen op het raderwerk van de staatsmachine.
Daaruit volgt, dat de regeering van een land, wil zij nuttig en succesvol
zijn, alleen in de handen van één enkelen verantwoordelijken
man mag berusten. Zonder absoluut despotisme is er geen beschaving; zij
is niet het werk van de massa, maar alleen van haar leider, wie deze ook
mag zijn.
22. De massa is barbaarsch en zij bewijst dit bij iedere gelegenheid.
Zoodra de massa de vrijheid tot zich trekt, verandert deze al heel gauw
in anarchie, die de hoogste trap van het barbarendom is.
23. Zie deze door den alcohol versufte en door het wijngenot stompzinnig
geworden dieren, die het recht om onbeperkt te zuipen gelijktijdig met
de vrijheid verworven hebben. Wij mogen niet dulden, dat diegenen onder
ons tot dezen lagen trap afdalen.
24. De volkeren zijn door den alcohol versuft; versuft is hun jeugd door
de studie van de klassieken en door vroegtijdige uitspattingen, waartoe
ze door onze handlangers in de rijke huizen, zooals b.v. huisonderwijzers,
dienstboden, opvoedsters, door onze handelsbedienden en door onze vrouwen
in de orden van vermaak worden verleid. Tot de laatsten reken ik ook de
dames van gezelschap, die de liederlijkheid en de luxe van die vrouwen
vrijwillig nabootsen.
25. Ons parool is: geweld en arglist. Uitsluitend het geweld zegeviert
in de politiek, in het bijzonder dan, als zij verborgen is in het voor
een staatsman onontbeerlijk talent. Geweld moet de basis zijn, list en
huichelarij regel voor de regeeringen, die niet geneigd zijn haar kroon
aan de vertegenwoordigers van de een of andere nieuwe macht te verliezen.
26. Dit euvel is het eenige middel om tot het doel, tot het goede te geraken.
Daarom mogen wij ons niet laten afhouden van omkooping, bedrog en verraad,
zoodra dit voor ons doel dienstig kan zijn. In de politiek moet men eens
anders eigendom zonder dralen afnemen, als men door dit middel onderwerping
en macht kan bereiken. Onze staat, die den weg van de vreedzame, verovering
volgt, zal bewerkstelligen, dat de verschrikkingen van den oorlog worden
vervangen door de minder opvallende, maar veel meer afdoende terechtstellingen,
die voor de instandhouding van de terreur, als middel om tot het doel
van de blinde gehoorzaamheid te geraken, noodzakelijk zijn. Rechtvaardige,
maar onbuigzame gestrengheid is het belangrijkste machtsmiddel van een
staat.
27. Niet alleen ter wille van ons eigen voordeel, maar ter wille van onzen
plicht om de overwinning weg te dragen, moeten wij aan het principe van
geweld en arglist vasthouden. Deze op berekening berustende leerstelling
is net zoo krachtig als de middelen waarvan zij zich bedient. Niet alleen
door deze middelen, maar ook door de niets ontziende gestrengheid van
onze leer zullen wij zegevieren en alle regeeringen aan onze opperheerschappij
onderwerpen. Het besef, dat wij onbuigzaam zijn, zal voldoende zijn om
iedere weerspannigheid te doen ophouden.
28. Wij waren de eersten, die het volk eenmaal de woorden vrijheid, gelijkheid
en broederschap toewierpen, woorden, die sindsdien zoo dikwijls door onwetende
papegaaien werden nagebrabbeld, die, door deze lokstem van overal vandaan
aangetrokken de welvaart van de wereld, de ware persoonlijke vrijheid,
die eens zoo goed tegen den druk van het gepeupel beschermd was, alleen
maar verstoorden. Menschen, die zichzelf voor verstandig hielden, beseften
den verborgen zin van deze woorden niet, voelden niet de tegenstrijdigheid
daarin. Zij zagen niet, dat er in de natuur geen gelijkheid is, dat de
natuur de ongelijkheid van het verstand, van het karakter, van het vernuft,
in afhankelijkheid van haar wetten heeft geschapen. Deze menschen hebben
niet begrepen, dat de massa een blinde macht is, dat door haar gekozen
parvenu's in de politiek net zoo blind zijn als de massa zelf, dat
de ingewijde, ook als hij een domkop is, regeeren kan, terwijl de nietingewijde,
al is hij een genie, van de politiek niets begrijpt. Dit alles is den
niet-ingewijden ontgaan.
29. Op deze grondslagen berustten intusschen de dynastieke regeeringen.
De vader droeg de geheimen van de politiek aan zijn zoon over en wel zoo,
dat zij zelfs aan de andere leden van de regeerende familie niet bekend
werden, opdat niemand het geheim zou verraden. In den loop der tijden
ging de beteekenis van de mondelinge overdracht der staatskunst verloren
en dit verlies droeg tot het succes van onze zaak bij.
30. Onze slagwoorden vrijheid, gelijkheid en broederschap brachten met
behulp van onze geheime agenten heele legioenen in onze rijen, die onze
slagen met geestdrift droegen. Intusschen waren deze woorden wormen, die
aan de welvaart knaagden, terwijl zij overal den vrede, de rust en de
eensgezindheid verstoorden en de grondslagen van de staten ondermijnden.
Wij zullen later zien, dat dit tot onze zegepraal heeft geleid. Onder
andere maakte dit het ons mogelijk de belangrijkste troef uit te spelen,
namelijk de privileges te vernietigen, die een levensvoorwaarde zijn van
den niet-ingewijde adel en de eenige bescherming vormen, die de naties
tegenover ons hebben.
31. Op de puinhoopen van den bloeds- en geslachtsadel hebben wij den adel
van het vernuft en het geld opgericht. Tot het voomaamste kenteeken van
deze nieuwe aristocratie verklaarden wij den rijkdom, die van ons afhankelijk
is en de wetenschap, waarvan onze wijzen de richting bepalen.
32. Onze zegepraal werd overigens nog gemakkelijker gemaakt door de omstandigheid,
dat wij in den omgang met de menschen, die ons onontbeerlijk toeschenen,
altijd de gevoeligste kanten van den menschelijken geest beroerden, zooals
bijvoorbeeld ontvankelijkheid voor weldaden, berekening, begeerte en onverzadigbaarheid
in materieele behoeften; elk van deze menschelijke zwakheden is geschikt
om de energie te verstikken, terwijl hierdoor de wil van de menschen dienstbaar
wordt gemaakt aan hen, die hen van hun energie berooft.
33. Het begrip vrijheid maakte het mogelijk de massa's er van te
overtuigen, dat de regeering alleen maar de rentmeester is van den eigenaar
van het land, dus van het volk, en dat men dezen bestuurder even gemakkelijk
kan verwisselen als een paar afgedragen handschoenen. De afzetbaarheid
van de volksvertegenwoordigers bracht dezen in onze macht; hun verkiezing
hangt van ons af.
PROTOCOL 2 (Economische oorlogen)
1. Voor onze doeleinden moet het tot elken prijs vermeden worden, dat
door oorlogen land wordt gewonnen; iedere oorlog wordt dus op economisch
terrein overgebracht en de volkeren zullen de macht van onze overheersching
erkennen. Deze stand van zaken levert de tegenstanders uit aan onze internationale
vertegenwoordigers, die over miljoenen oogen beschikken, welke door geen
landsgrenzen worden tegengehouden. Dan zal ons internationaal recht de
nationale rechten terzijde stellen en de volkeren net zoo beheerschen
als het burgerlijk recht in de verschillende staten de betrekkingen tusschen
de onderdanen onderling regelt.
2. De ambtenaren, die wij - met inachtneming van hun geschiktheid tot
slaafsche gehoorzaamheid - zullen uitzoeken, moeten van de hoogere staatskunst
niets begrijpen. Op deze wijze zullen ze gemakkelijk tot pionnen in ons
schaakspel worden gemaakt en zullen ze geheel afhankelijk zijn van onze
wijze en geniale raadgevers, die van jongsaf werden opgevoed om de heele
wereld te regeeren. Zooals U inmiddels weet, hebben deze vakmenschen van
ons de kennis van de regeeringskunst geput uit onze politieke plannen,
uit de lessen van de geschiedenis en uit de studie van alle opmerkenswaardige
gebeurtenissen. De volkeren trekken uit de historie geen practisch nut,
maar zij laten zich leiden door de zuiver theoretische kennis, die zij
zich eigen hebben gemaakt en die niet tot werkelijke resultaten kan leiden.
Wij behoeven ons om degenen die niet tot onze gelederen behoren niet te
bekommeren. Laten zij nog maar een tijdje voortleven in de hoop op een
nieuwe toekomst of in de herinnering aan vergane glorie. Laten zij zichzelf
maar wijs maken, dat het geloof aan de theoretische wetten, dat wij hun
ingepompt hebben, van de grootste beteekenis is. Tot dit doel versterken
wij ononderbroken door middel van onze pers het blinde vertrouwen in deze
wetten. De intellectueelen zullen trotsch op hun kennis zijn en haar net
zoo toepassen als onze vertegenwoordigers hun wijs maken, met de bedoeling
hun geest te leiden in de richting, die voor ons noodzakelijk is.
3. Gelooft U maar niet, dat onze beweringen slechts holle phrasen zijn.
Kijkt U maar eens naar het succes, dat Darwin, Marx en Nietzsche ons opgeleverd
hebben. De ontbindende invloed van deze leerstellingen moest ons ten minste
duidelijk zijn.
4. Het is voor ons noodzakelijk met de ideeen, karakters en de moderne
geestesrichtingen van de volkeren rekening te houden teneinde noch in
de politiek noch in de regeering fouten te begaan. Ons systeem, dat aangepast
moet worden aan de geaardheid van de verschillende volkeren, waarmee wij
in aanraking komen, zal alleen dan succes hebben, als zijn practische
toepassing uitgaat van de resultaten, die uit het verleden en tevens uit
het heden voortkomen.
5. In de hedendaagsche staten is de pers een groote macht, waarmee men
de openbare meening beheerscht. Haar taak is het, te wijzen op de zoogenaamd
noodzakelijke eischen, bekendheid te geven aan de klachten van het volk,
ontevredenheid te wekken en tot uitdrukking te brengen.
6. De pers belichaamt de zoogenaamde vrijheid. Maar de staten hebben er
geen kans toe gezien zich deze macht ten nutte te maken en dus is zij
in onze handen gevallen. Door de pers verwierven wij onzen invloed, maar
bleven daarbij toch op den achtergrond.
7. Dank zij de pers hebben wij in onze handen het goud, opgehoopt, of
schoon ons dit stroomen van bloed en tranen in onze gelederen kostte.
Ieder offer van onzen kant weegt voor God echter even zwaar als duizenden
offers van de overige mensheid.
PROTOCOL 3 (Overwinningsmethoden)
1. Ik kan U verzekeren, dat wij thans nog maar weinige schreden van ons
doel zijn verwijderd. Nog maar een korte tijd en de cirkel van de symbolische
slang, die het zinnebeeld van ons volk is, zal gesloten zijn. En zoodra
de cirkel zich sluit, zullen alle staten van Europa daarin als in een
bankschroef geklemd zijn.
2. Spoedig zal de weegschaal van de grondwettelijke instellingen uit haar
evenwicht geraken, want wij zullen haar ononderbroken uit haar evenwicht
brengen, net zoo lang tot de balans van de weegschaal versleten is. De
overheden dachten, dat ze die stevig genoeg hadden geconstrueerd en wachtten
altijd tot de weegschaal weer in evenwicht zou komen. Maar de draagbalken
van den steiger, de regeerende personen, worden door hun ambtenaren gehinderd,
terwijl dezen zich door hun onbeperkte en onverantwoordelijke macht tot
domheden laten meeslepen. Deze macht hebben zij te danken aan de terreur,
die in de paleizen heerschte. Daar de vorsten niet meer onmiddellijk met
hun volk in verbinding staan; kunnen zij het ook geen opheldering meer
geven of zich beschermen tegenover hen, die naar de macht hongeren. Zoodra
wij de scherpzinnige macht van de vorsten en de blinde macht van het volk
van elkaar gescheiden hebben, hebben zij iedere beteekenis verloren, want
eenmaal gescheiden, zijn zij even machteloos als de blinde zonder stok.
3. Om de eerzuchtigen tot misbruik van hun macht te verleiden, hebben
wij alle krachten tegen elkaar opgezet, terwijl wij hun liberaal streven
in de richting van de onafhankelijkheid voerden. Tot dit doel hebben wij
tot iedere onderneming aangespoord, hebben wij alle partijen van wapens
voorzien, hebben wij de heerschende macht tot mikpunt van alle eerzucht
gemaakt. Wij hebben van de staten arena's voor hun partijstrijd
gemaakt. Nog korten tijd slechts en wanorde en ineenstorting zullen overal
haar intrede doen.
4. Onvermoeide kletsers hebben de zittingen van de volksvertegenwoordigingen
in tournooien van redenaars veranderd. Brutale journalisten en onbeschaamde
schrijvers van smaadschriften vallen doorloopend de regeeringsambtenaren
aan. Het misbruik van macht leidt ten slotte tot ineenstorting van de
grondwettelijke instellingen en onder de slagen van de razend geworden
massa stort alles tot puinhoopen ineen.
5. De volkeren zijn door de armoede veel vaster aan den harden arbeid
geketend dan eens door slavernij en lijfeigenschap. Hiervan konden zij
zich op de een of andere manier bevrijden, maar van de ellende kan men
zich niet losmaken. De rechten; die wij in de staatsregelingen hebben
opgenomen, zijn voor de massa slechts schijnbare rechten, geen reëele.
Alle zoogenaamde rechten van het volk leven slechts in het rijk van de
fantasie; in de practijk worden zij nooit verwerkelijkt. Wat kan het den
over zijn werk gebogen, door zijn lot neergedrukten proletarier baten,
als kletsers het recht hebben te spreken, als journalisten het recht hebben
om naast ernstige dingen ook allen mogelijken onzin neer te schrijven?
Wat beteekent voor het volk een grondwet, waarvan het geen andere voordeelen
heeft dan de kruimels, die wij het over de tafel toewerpen, opdat het
op onze vertegenwoordigers stemt? De republikeinsche rechten zijn voor
den arbeider een bittere hoon, daar de dwang van den dagelijkschen arbeid
hem verhindert, er van te genieten en ze berooven hem alleen van de zekerheid
op een vast loon, afhankelijk als dit is van de werkstakingen der ondernemers
en der kameraden.
6. Onder onze leiding werd de adel verwoest, die de natuurlijke beschermer
en de voedster van het volk was en wiens belangen onafscheidelijk met
de welvaart van het volk zijn verbonden. Nadat tegenwoordig de voorrechten
van den adel te niet zijn gedaan, is het volk onder het juk van rijk geworden
woekeraars en parvenu's gekomen, die het onbarmhartig onderdrukken.
7. Wij zullen den arbeider toeschijnen als de bevrijders uit zijn onderdruking,
terwijl wij hem uitnoodigen, toe te treden tot onze legers van socialisten,
anarchisten en communisten. Deze groepen helpen wij steeds voort, waarbij
wij den schijn aannemen, dat wij hen willen helpen uit een gevoel van
broederschap en humaniteit, deze door onze socialistische vrijmetselarij
verkondigde principes.
8. De adel, die volgens wettelijk recht de arbeidskracht van de arbeiders
opeischte, had er belang bij dat de arbeiders goed gevoed, gezond en krachtig
waren. Ons belang vergt daarentegen de verslechtering van den toestand
der massa's.
9. Onze macht berust op den voortdurenden honger en zwakte van den arbeider,
omdat hij daardoor aan onzen wit wordt onderworpen en noch kracht noch
energie zal hebben om zich tegen onzen wil te verzetten. De honger verleent
aan het kapitaal meer rechten over den arbeider dan destijds de wettelijke
macht van de koningen aan den adel kon verleenen. Door nood, afgunst en
haat zullen wij de massa's leiden en ons van haar handen bedienen
om alles te vermorzelen wat zich tegen onze plannen verweert.
10. Zoodra het oogenblik van de kroning van onzen wereldvorst gekomen
zal zijn, zullen die zelfde handen alles wegvagen wat ons nog in den weg
staat.
11. De volkeren hebben het verleerd, zonder onze wetenschappelijke raadgevingen
te denken. Daarom zien zij de beteekenis niet in van bepaalde dingen,
die wij, ons voorbehouden tot het oogenblik, waarop ons uur gekomen zal
zijn: dat namelijk al op de lagere scholen de eenige ware wetenschap moet
worden onderwezen, de wetenschap van den socialen opbouw van den staat
en van de plaats van den mensch in de maatschappij, welke wetenschap de
arbeidsverdeeling en bijgevolg de onderscheiding van de menschen naar
stand en beroep bevordert. Iedereen moet onvoorwaardelijk weten, dat er
ingevolge de veelsoortige werkzaamheid van de menschen, geen gelijkheid
is, dat de menschen voor de wet niet in gelijke mate verantwoordelijk
kunnen zijn, dat de verantwoordelijkheid van hem, die door zijn handelingen
een heele klasse benadeelt, niet dezelfde kan zijn als de verantwoordelijkheid
van hem, die door een misdaad alleen zijn eigen eer kwetst.
12. De ware wetenschap van den maatschappelijken opbouw, in welker geheimen
wij anderen niet inwijden, zal bewijzen, dat de verschillende werkzaamheden
tot een bepaalden kring beperkt moeten blijven, opdat uit de wanverhouding
tusschen opvoeding en arbeid geen onverdraaglijke onbillijkheid zal ontstaan.
In de erkenning van deze leer zullen de volkeren zich vrijwillig onderwerpen
aan de regeerende macht en de door haar ingestelde sociale staatsorde.
Bij den huidigen stand der wetenschap en bij de richting, die wij haar
gegeven hebben, gelooft het volk blindelings in alles wat gedrukt is en
vertrouwt de volksmisleiders, waarmee wij het dank zij zijn onwetendheid
opgescheept hebben en het staat vijandig tegenover, die klassen, die het
voor hooger aanziet, terwijl het de beteekenis van de afzonderlijke roeping
niet begrijpt.
13. Deze haat zal nog toenemen door de economische crisis, waardoor het
beursleven, de industrie en het bedrijf ten slotte lam gelegd worden.
Met behulp van het goud, dat geheel in onze handen is, zullen wij met
alle verborgen middelen een algemeene economische crisis in het leven
roepen en heele legers arbeiders in alle landen van Europa gelijktijdig
op de straat gooien. Deze massa's zullen zich dan bloeddorstig storten
op hen, die ze in hun eenvoud van jongsaf benijden en die ze dan eindelijk
van hun eigendom kunnen berooven.
14. Ons zal men geen kwaad doen, omdat ons het oogenblik van den aanval
bekend zal zijn en wij maatregelen getroffen zullen hebben om de onzen
te beschermen.
15. We hebben bewezen, dat de vooruitgang alle volkeren aan het rijk van
het verstand zal onderwerpen. Zóó zal onze machtsheerschappij
zijn: zij zal met rechtvaardige gestrengheid alle oproer onderdrukken
en alle liberale opvattingen uit de regelingen van het staatkundig leven
verdringen.
16. Toen het volk zag, dat men het in naam van de vrijheid de meest verschillende
rechten en concessies gaf, verbeeldde het zich de baas te zijn en trok
de macht tot zich. Natuurlijk stootte het, zooals iedere blinde, op onoverkomelijke
hindernissen. Het ging op zoek naar een leider en daar het niet rneer
tot het vroegere bewind wilde terugkeeren, legde het zijn macht voor onze
voeten neer. Herinnert U zich maar de Fransche Revolutie, welke wij den
naam van 'de groote' gegeven hebben. De geheimen van haar
voorbereiding zijn ons welbekend, want zij was het werk van onze handen.
Sinds dat oogenblik hebben wij de volkeren van de eene ontgoocheling in
de andere geleid, opdat zij zich van ons zouden afwenden en hun toevlucht
zouden zoeken bij den koning dien wij voor de wereld gereed houden.
17. Tegenwoordig zijn wij als internationale macht onkwetsbaar, want zoodra
men ons in een staat aanpakt, ondersteunen andere staten ons.
18. De onuitputtelijke gemeenheid van de volkeren werkt onze onafhankelijkheid
in de hand, zij het dan ook, dat de volkeren voor het geweld op de knieen
kruipen of bij zwakheden en fouten onverbiddelijk, maar bij misdaden toegeeflijk
zijn, zij het dan ook, dat zij de tegenstrijdigheden van de vrijheid niet
willen aannemen, zij het dan ook, dat zij tegenover de gewelddadigheid
van een onverschrokken despoot gedwee zijn tot het martelaarschap toe.
Zij verdragen van hun tegenwoordige vorsten en ministers alle misbruiken,
voor de kleinste waarvan zij twintig koningen onthoofd zouden hebben.
19. Hoe kan men dit verschijnsel verklaren, deze inconsequente gedragslijn
van de massa's tegenover schijnbaar gelijksoortige gebeurtenissen?
Het kan verklaard worden uit het feit, dat deze dictators het volk door
hun vertegenwoordigers laten influisteren, dat, indien zij niettemin den
staat schade toebrengen, dit geschiedt om een hooger doel na te jagen,
namelijk voor het welzijn van het volk, ten gunste van de broederschap,
eensgezindheid en gelijkheid. Het spreekt vanzelf, dat, men het volk niet
vertelt, dat deze samenvoeging tot één groote eenheid zich
pas onder onze heerschappij zal voltrekken. En zoo zien we hoe het volk
den rechtvaardige veroordeelt en den schuldige vrijspreekt, terwijl het
zich inpraat, dat het alles mag doen wat het belieft. Onder zulke omstandigheden
verwoest het volk iedere stabiliteit en verwekt het bij iederen stap wanorde.
20. Het woord vrijheid brengt de menschelijke samenleving in strijd met
alle machten, zelfs met de natuur en met God. Daarom zullen wij, als wij
de heerschappij veroverd hebben, dit woord in het woordenboek van de menschheid
doorhalen, omdat dit het symbool is van het dierlijke geweld, dat de menschen
in wilde beesten verandert. Maar in ieder geval: deze dieren slapen in,
zoodra zij door het bloed verzadigd zijn en dan laten ze zich gemakkelijk
boeien. Wanneer men hun echter geen bloed geeft, slapen ze niet in en
zullen ze vechten.
PROTOCOL 4 (Materialisme vervangt Religie)
1. Iedere republiek doorloopt verschillende ontwikkelingsphasen. De eerste
komt overeen met de eerste dagen van razernij van een met blindheid geslagen
mensch, die naar rechts en links waggelt. De tweede phase is die van de
demagogie, waaruit de anarchie ontstaat; deze leidt tot het despotisme
en niet naar een wettig, door verantwoordelijkheid gebonden despotisme,
doch naar een despotisme, dat verborgen en onzichtbaar, maar toch voelbaar
is. Het staat in het algemeen onder leiding van een geheime organisatie,
die des te gewetenloozer handelt, als zij in het verborgene werkt met
verschillende agenten, wier veelvuldige wisseling niet alleen onschadelijk,
maar bovendien voordeelig is, omdat dit de organisatie ontheft van de
besteding van haar geldmiddelen ter belooning van langjarige diensten.
2. Wie en wat zou een onzichtbare macht ten val kunnen brengen? Juist
hierin ligt de kracht van onze heerschappij. De zichtbare vrijmetselarij
heeft slechts ten doel, onze bedoelingen te verbergen. Het krijgsplan
van onze onzichtbare macht, ja zelfs haar zetel zullen voor de wereld
altijd onbekend blijven.
3. De vrijheid zou onschadelijk kunnen zijn en in de staten zonder gevaar
voor de welvaart der volkeren kunnen worden toegepast, indien zij zou
berusten op het geloof aan God en de broederschap van de menschen en indien
zij zich verre zou houden van het denkbeeld der gelijkheid, welke in strijd
is met de wetten der schepping, waarin het principe van de ondergeschiktheid
is vastgelegd. Door zulk een geloof beheerscht, zou het volk onder toezicht
van de geestelijkheid vreedzaam en bescheiden aan de hand van zijn zielenherders
verder gaan en zich onderwerpen aan de door de Goddelijke voorzienigheid
getroffen verdeeling van de aardsche goederen. Om deze redenen moeten
wij onvoorwaardelijk het geloof verwoesten, het fundamenteele bewustzijn
van God en den Heiligen Geest uit de ziel van de Christenen rukken en
het geloof vervangen door materieele overwegingen en behoeften.
4. Om de volkeren geen tijd te laten tot nadenken en beschouwingen, moeten
wij hun gedachten afwentelen op handel en bedrijf. Dan zullen zij slechts
op hun eigen voordeel bedacht zijn en daarbij den gemeenschappelijken
vijand niet opmerken.
5. Maar om de vrijheid van de volkeren volledig te kunnen ontbinden en
vernietigen, moet men de speculatie tot fundament van de nijverheid maken;
zoodoende zullen de schatten, die de nijverheid aan den bodem onttrekt,
niet in handen van de industrieelen blijven, maar door speculatie in onze
zakken vloeien.
6. De verbitterde strijd om de macht in het economisch leven zal een ontgoochelde,
koude en hartelooze samenleving in het leven roepen. Deze samenleving
zal absoluut afkeerig zijn van de hoogere staatskunst en van den godsdienst.
De zucht naar het goud zal haar eenige leidraad zijn. Met het goud zal
ze een waren eeredienst uitoefenen wegens de materieele voordeelen, die
het verschaffen kan. Dan zullen de onderste klassen van de samenleving
in onzen strijd tegen de intellectueele klassen - onze concurrenten in
den strijd om de macht - ons volgen, niet om goed te doen, zelfs niet
om rijkdommen te veroveren, maar uitsluitend en alleen uit haat tegen
de bevoorrechten.
PROTOCOL 5 (Depotisme & Moderne vooruitgang)
1. Welken regeeringsvorm kan men geven aan een maatschappij, waarin de
omkoopbaarheid overal doorgedrongen is, waarin men slechts met handige
streken en bedrieglijke middelen vermogen verwerft, waarin de tuchteloosheid
heerscht, waarin de moraal slechts wordt beschermd door bestraffing en
strenge wetten, maar niet door vrijwillig aangenomen principes, waarin
de gevoelens voor vaderland en godsdienst door wereldburgerlijke beschouwingen
worden verstikt? Welken anderen regeeringsvorm kan men aan zulke samenlevingen
geven als dien van het despotisme, welken ik U later zal beschrijven?
2. We zullen een stevige centralisatie van de regeering in het leven roepen
om alle sociale krachten bij ons te vereenigen. Door nieuwe wetten zullen
we het politieke leven van onze onderdanen regelen als het raderwerk van
een machine. Deze wetten zullen langzamerhand alle vrijheden en concessies,
die door de volkeren werden aangehouden, weer terugnemen. Op deze wijze
zal onze heerschappij zich ontwikkelen tot een oppermachtig despotisme,
dat te allen tijde en op alle plaatsen in staat zal zijn den menschen,
die zich verzetten of ontevreden zijn, het zwijgen op te leggen.
3. Men zal ons tegenwerpen, dat zulk een despotisme niet in overeenstemming
is met de huidige ontwikkeling van de beschaving. Ik zal het tegendeel
bewijzen.
4. Zoolang de volkeren in de vorsten de zuivere uitvloeiing van den 'Goddelijken'
wil zien, onderwerpen ze zich zonder morren aan het absolutisme, maar
sedert het oogenblik, dat wij hun de gedachte aan hun eigen rechten ingoten,
beschouwden zij de vorsten slechts als eenvoudige stervelingen. De goddelijke
genade viel van de hoofden der koningen af en toen wij den volkeren het
geloof in God hadden ontnomen, werd de vorstelijke macht op straat gegooid;
zij werd als het ware publiek eigendom, waarvan wij ons meester maakten.
5. Verder: De kunst om zoowel de massa's als de menschen afzonderlijk
te regeeren met voorgewende theorieën en phrasen, met sociale maatregelen
en andere vernuftige middelen, waarvan zij niets begrijpen, vormt eveneens
een deel van ons regeeringsgenie en berust op de juiste ontleding van
de begrippen, op nauwkeurige beschouwing en op zoo'n fijn bevattingsvermogen,
dat wij op dit gebied geen gelijkwaardige tegenstanders hebben; evenmin
kunnen zij zich met ons meten op het gebied van politieke plannen of met
betrekking tot onze eensgezindheid. Alleen de Jezuieten zouden ons op
deze punten kunnen evenaren, maar het gelukte ons hen in de oogen van
de gedachtelooze menigte in waarde te doen dalen, omdat zij een zichtbare
organisatie vormen, terwijl wij met onze geheime organisatie op den achtergrond
blijven. Wat beteekent overigens de vorst voor de wereld? Is het haar
niet hetzelfde of hij nu het hoofd van de Katholieken is of de vorst uit
het geslacht van Sion? Maar ons laat deze vraag niet onverschillig.
6. Korten tijd zou een wereldomvattende vereeniging van alle volkeren
ons onder haar macht kunnen brengen; maar in dit opzicht loopen we geen
gevaar, want wij zijn beschermd door hun diepgaande oneenigheid, welker
wortels niet meer uitgetrokken kunnen worden. Gedurende twintig eeuwen
hebben we de persoonlijke en nationale belangen van de niet-ingewijden
met elkaar in strijd gebracht en geloofs en rassenhaat gekweekt. Daarom
zal geen regeering ergens hulp vinden, omdat iedereen gelooven zal, dat
een verbond tegen ons haar eigen belangen zou kunnen schaden. Wij zijn
reeds te sterk; met ons moet men rekening houden. De regeeringen kunnen
tegenwoordig nog niet de onbeteekenendste overeenkomst sluiten zonder
dat wij niet heimelijk in het spel zijn.
7. Per me reges regnant, door mij regeeren de koningen. Onze profeten
hebben verkondigd, dat wij door God zijn uitverkoren om over de heele
wereld te heerschen. God zelf heeft ons de gave geschonken om dit werk
te volbrengen. Wanneer het vijandelijke kamp vernuftig was, dan zou het
met ons kunnen vechten. De strijd zou onbarmhartig zijn, zooals de wereld
er nog nooit een aanschouwd heeft. De genialiteit van de volkeren is echter
achtergebleven.
8. Het heele raderwerk van de regeeringsmachine hangt af van een motor,
die in onze hand is en deze motor is het goud. De wetenschap van de staathuishoudkunde,
door onze wijzen uitgevonden, toont sinds lang de macht van het goud over
de tronen aan.
9. Om de vrije hand te hebben, moet het kapitaal het monopolie van handel
en industrie bezitten; dit wordt ook al door een onzichtbare hand in alle
landen van de wereld verwerkelijkt. Dit voorrecht zal den industrieelen
een politieke macht geven, maar het volk onderdrukken.
10. Op het oogenblik is het van meer belang het volk te ontwapenen dan
het in den oorlog te voeren; het is van meer belang, de opgezweepte hartstochten
tot ons voordeel uit te buiten dan ze tot bedaren te brengen, van meer
belang, zich meester te maken van de gedachten van anderen en er zich
van te bedienen dan ze ter zijde te stellen.
11. Het wezenlijkste probleem van onze regeering is de publieke opinie
door critiek te verzwakken, den menschen het denken af te leeren, omdat
het weerleggen tegenstand uitlokt en den geest door holle phrasen zonder
zin en begrip op zijwegen te leiden.
12. Te allen tijde hebben de volkeren en de individuen woorden voor daden
genomen, want zij vergenoegen zich met den schijn en letten er zelden
op of de beloften in het openbare leven ook vervuld worden. Daarom zullen
onze regelingen een aantrekkelijk uiterlijk hebben, dat met welbespraaktheid
en weldaden van den vooruitgang zal aantoonen.
13. We zullen ons de liberale beschouwingen van alle partijen en richtingen
toeëigenen en ze overbrengen op onze sprekers, die zoo lang moeten
spreken tot alle toehoorders afgemat zijn en afkeer gevoelen.
14. Om zich van de openbare meening meester te rnaken, moet men deze voor
alles geheel en al in de war brengen, terwijl men van alle kanten op de
meest verschillende manieren onderling tegenstrijdige beschouwingen tot
uitdrukking brengt, totdat men geen weg meer weet in den doolhof en ten
slotte tot het inzicht komen, dat het het beste is, in politieke kwesties
er heelemaal geen meening op na te houden. Op dit terrein heeft het volk
niets te maken, het is voorbehouden voor hen, die de leiding hebben. Dat
is het eerste geheim.
15. Het tweede geheim, dat voor het succes van onze regeering noodzakelijk
is, bestaat daarin, de fouten, gewoonten, hartstochten en regels van den
dagelijkschen omgang zoodanig te vermenigvuldigen, dat niemand meer in
den chaos thuis is en de menschen elkaar niet meer begrijpen. Deze politiek
zal er ook toe bijdragen in alle partijen tweedracht te zaaien en alle
gezamenlijke krachten, die zich niet aan ons willen onderwerpen, te ontbinden;
zij zal iedere persoonlijke wilskracht ontmoedigen.
16. Er is niets gevaarlijkers dan de persoonlijke energie; wanneer zij
verstand achter zich heeft, is ze machtiger dan miljoenen menschen, onder
wie we tweedracht hebben gezaaid. We moeten daarom de opvoeding van de
menschen daarheen leiden, dat zij van iedere onderneming, die energie
vereischt, hun handen in hopelooze onmacht aftrekken.
17. De krachten, die zich onder de heerschappij van onbeperkte vrijheid
ontwikkelen, verliezen haar sterkte zoodra zij op de vrijheid van anderen
stuiten; daaruit ontstaan moreele schokken, ontgoochelingen en mislukkingen.
18. Met al deze middelen zullen wij de mensheid dermate ontmoedigen, dat
zij zich ten slotte gedwongen gevoelen ons om een internationale regeering
te verzoeken, die - zonder gebruik van geweld - in staat zal zijn alle
regeeringen van de wereld op te slokken en een opperste regeering te vormen.
In de plaats van de tegenwoordige regeeringen zullen wij iets geweldigs
neerzetten, dat zich den administrateur van de opperste regeering zal
noemen. Zijn handen zullen zich naar alle kanten als tangen uitstrekken
en het zal zoo'n kolossale instelling zijn, dat alle volkeren zich
aan haar moeten onderwerpen.
PROTOCOL 6 (Overname techniek)
1. Zeer spoedig zullen we geweldige monopolies oprichten, vergaarbakken
van reusachtige rijkdommen, waarvan zelfs de groote vermogens van de niet-ingewijden
op de een of andere manier afhankelijk zullen zijn en wel zoodanig, dat
zij, alsmede het crediet van de staten, reeds den eersten dag na een politieke
ineenstorting verdwijnen. Laten de hier aanwezige heeren economen de beteekenis
van deze gedachte eens overwegen.
2. We moeten met alle mogelijke middelen de beteekenis van onze opperste
regeering tot aanzien brengen, terwijl wij haar doen voorkomen als de
beschermer en weldoener van al diegenen, die zich vrijwillig aan haar
onderwerpen.
3. De niet tot ons behorende adel is als politieke macht verdwenen; daarmee
behoeven we geen rekening meer te houden. Maar als grondbezitter is hij
nog gevaarlijk voor ons, omdat hij door zijn natuurlijke hulpbronnen onafhankelijk
is. Daarom moeten wij hem tot elken prijs zijn landerijen afnemen.
4. Het beste middel hiervoor is, de grondbelastingen te verhoogen, om
het grondbezit met schulden te bezwaren. Deze maatregelen zullen het grondbezit
in een toestand van onvoorwaardelijke afhankelijkheid brengen. De aristocraten
die van oudsher niet in staat zijn, zich met weinig tevreden te stellen,
zullen spoedig te gronde gericht zijn.
5. Tegelijkertijd moeten wij den handel en de industrie zoo goed mogelijk
voorthelpen en in het bijzonder de speculatie, wier voornaamste taak het
is, als tegenwicht tegenover de industrie te dienen. Zonder speculatie
zou de industrie de particuliere vermogens vermeerderen en den toestand
van den landbouw verbeteren, terwijl zij den landbouw zou bevrijden van
de schulden, die door de leeningen van banken zijn ontstaan. De industrie
moet den landbouw zoowel van de arbeidskrachten als van het kapitaal berooven
en ons door de speculatie het geld van de heele wereld toevoeren. Hierdoor
zullen de menigten tot proletariers afdalen en zich voor ons buigen om
ten minste nog het recht op het leven te behouden.
6. Om de industrie van onze rivalen te verwoesten, zullen wij de speculatie
en de zucht naar een alles verslindende luxe ontwikkelen.
7. Wij zullen het arbeidsloon verhoogen zonder dat dit den arbeiders eenig
voordeel zal kunnen brengen, omdat we gelijktijdig een prijsstijging teweeg
zullen brengen voor alle artikelen van dagelijksch gebruik; als oorzaak
zullen wij den achteruitgang van landbouw en veeteelt voorwenden.
8. We zullen verder de grondslagen van de productie ondermijnen, terwijl
wij de arbeiders voor de anarchie en den alcohol ontvankelijk maken en
met alle middelen de intellectueele klasse uit het land verdrijven.
9. Opdat men den waren stand van zaken niet ontijdig zullen inzien, zullen
wij onze eigenlijke plannen verbergen achter het motief van de arbeidersklasse
te helpen en onze hoogstaande economische principes tot aanzien te brengen.
PROTOCOL 7 (Wereldwijde oorlogen)
1. De vergrooting van de militaire macht en van de politie is een noodzakelijke
aanvulling van ons plan. We moeten bereiken, dat er buiten ons in alle
staten alleen nog maar proletariërsmassa's, eenige ons toegenegen
millionnairs en politie en soldaten zijn.
2. In heel Europa en evenzoo in de andere werelddeelen, moeten we gisting,
tweedracht en haat opwekken; daaruit ontstaan twee voordeelen. Eenerzijds
zal dit tot gevolg hebben, dat alle landen respect voor ons hebben, daar
ze wel weten, dat wij naar believen wanorde veroorzaken en de orde weer
herstellen kunnen. Zoodoende zullen alle landen er aan wennen ons als
een noodzakelijk kwaad te beschouwen. In de tweede plaats zullen onze
kuiperijen alle draden verwarren, die wij tusschen de regeeringen door
middel van de politiek, door middel van economische verdragen of van financieele
regelingen hebben gesponnen. Om tot ons doel te geraken, moeten we bij
de onderhandelingen en transacties groote sluwheid gebruiken in de zoogenaamde
officieele taal echter zullen we precies omgekeerd handelen en ons eerbaar
en tegemoetkomend voordoen. Op deze wijze zullen de volkeren en de regeeringen,
die we er aan gewend hebben de dingen zoo te zien, zooals wij hun die
afschilderen, ons nog als de, weldoeners en redders van de menschheid
beschouwen.
3. Bij iederen tegenstand tegen ons moeten wij in staat zijn den oorlog
te verklaren en wel door den nabuurstaat van den staat, die ons heeft
durven tegenstreven; zouden de nabuurstaten zich echter verstouten zich
tegen ons te vereenigen, dan moeten wij een algemeenen oorlog ontketenen.
4. In de politiek is de zekerste weg tot succes de geheimhouding van de
ondernemingen; de handelingen van een diplomaat moeten met zijn woorden
niet overeenstemmen.
5. We moeten de regeeringen dwingen te handelen volgens dit plan, dat
wij in zijn geheele breedte hebben beraamd en dat zijn doel al nadert.
Daarbij zullen we ondersteund worden door de openbare meening, waarvan
wij ons door de grootmacht 'pers' al hebben meester gemaakt.
Op weinig uitzonderingen na, waarmee we geen rekening behoeven te houden,
is de pers feitelijk al van ons afhankelijk.
6. Om ons systeern van de onderwerping van de regeeringen in Europa in
één zin samen te vatten: we zullen én van haar onze
macht door aanslagen, dat wil zeggen door terreur, doen voelen en als
de andere zich tegen ons verheffen, dan zullen we haar met Amerikaansch,
Chineesch of Japansch geschut antwoorden.
PROTOCOL 8 (Provisionele regering)
1. Wij moeten ons meester maken van alle strijdmiddelen, waarvan onze
tegenstanders zich zouden kunnen bedienen. We moeten onze toevlucht nemen
tot juridische spitsvondigheden en vernuftige interpretaties in alle gevallen,
waarin we beslissingen zullen nemen, want het is van belang een besluit
in zulke bewoordingen te kleeden, dat het zich voordoet als uiting van
de verhevenste grondslagen der moraal en van het recht.
2. Onze regeering moet zich omgeven met alle machtsmiddelen der beschaving,
in welker midden zij zal werken. Zij zal publicisten, ervaren rechtsgeleerden,
regeeringspersonen en diplomaten tot zich trekken en ten slotte mannen,
die op onze vakscholen een afzonderlijk voorbereidend hooger onderwijs
hebben genoten.
3. Deze mannen zullen alle geheimen van het dagelijksch leven kennen en
de politieke zinswendingen van alle talen begrijpen en zij zullen vertrouwd
zijn met het diepere wezen van de menschelijke natuur en haar gevoeligste
snaren, die zij zullen moeten bespelen. Tot deze snaren behooren de geestesrichting
van de menschen, hun goede en slechte eigenschappen, hun ijver en hun
ondeugden en de bijzonderheden van de afzonderlijke standen en beroepen.
4. Het spreekt vanzelf, dat deze krachtige medewerkers van onze regeering
niet gehaald moeten worden uit de niet-ingewijde kringen, die gewend zijn
hun regeeringsarbeid te verrichten zonder zich om het nut hiervan te bekommeren.
De ambtenaren teekenen zonder te lezen; ze doen hun dienst ter wille van
eigen voordeel of uit persoonlijke eerzucht.
5. We zullen onze regeering met een heele wereld van economen omgeven.
Dit is de reden, dat de economie het belangrijkste onderwijsvak binnen
onze kringen is. We zullen verder omringd zijn door een zwerm vakmenschen
uit de bankwereld, industrieelen en kapitalisten, in het bijzonder echter
door miljonairs, omdat uiteindelijk alles door cijfers beslist wordt.
6. Zoolang het nog gevaarlijk zou zijn om de verantwoordelijke functies
in onze staten aan onze geillumineerde broeders toe te wijzen, zullen
wij deze toevertrouwen aan menschen, wier verleden en karakter zoodanig
zijn, dat tusschen hen en het volk een afgrond gaapt; menschen, die in
geval van overtreding van onze voorschriften hun veroordeeling of verbanning
tegemoet kunnen zien: dit om te bereiken, dat zij zich gedwongen voelen
onze belangen tot aan den laatsten ademtocht te verdedigen.
PROTOCOL 9 (Heropvoeding)
1. Bij de toepassing van onze beginselen moet U het karakter van het volk
in aanmerking nemen, in welks midden U zich bevindt en werkt. Een algemeene,
uniforme toepassing van deze beginselen kan geen succes hebben, zoolang
wij de volksopvoeding niet hebben omgevormd. Gaan we echter met haar toepassing
voorzichtig te werk, dan zult U zien, dat er geen tien jaar noodig zijn
om zelfs het koppigste karakter te veranderen. Wij zullen dan één
volk meer tellen onder hen, die zich al aan ons onderworpen hebben.
2. Zoodra onze heerschappij tot stand gekomen zal zijn, zullen we onzen
liberalen strijdkreet "vrijheid, gelijkheid en broederschap"
niet door een anderen strijdkreet vervangen, maar door woorden, die alleen
maar een idee uitdrukken. We zullen zeggen: "het recht op vrijheid,
het recht op gelijkheid en het recht op broederschap!" Daarmee zullen
we de koe bij de horens pakken.
3. Feitelijk hebben wij alle regeeringen al verwoest, al zijn vele wettelijk
nog aanwezig. Wanneer tegenwoordig de een of andere staat, welke ook,
tegen ons optreedt, dan gebeurt dit slechts op formeele gronden, maar
met ons volle medeweten, ja zelfs met onze volle instemming.
4. Feitelijk zijn er voor ons geen hinderpalen meer. Onze opperste regeering
bevindt zich in een buitenwettelijke positie, die men gevoeglijk met het
machtige en energieke woord 'dictatuur' bestempelen kan. Ik
kan met een gerust geweten beweren, dat wij tegenwoordig reeds de wetgevers
zijn, wij spreken recht, wij vellen doodvonnissen en begenadigen, wij
zitten als legeraanvoerders hoog te paard.
5. Wij zullen met vaste hand regeeren, want in onze handen bevinden zich
de puinhoopen van een eens machtige partij, die thans aan ons is onderworpen.
We bezitten onbegrensde eerzucht, brandende hebzucht, onverbiddelijke
wraakzucht en diepen haat: Van ons gaat een alles verslindende terreur
uit.
6. In onzen dienst staan mannen van alle denkrichtingen en leerstellingen.
Mannen, die de monarchie weer willen invoeren, demagogen, socialisten,
communisten en alle soorten van utopisten. Wij hebben hen allen voor ons
wagentje gespannen. Ieder van hen ondermijnt van zijn plaats af de laatste
puinhoopen van de vroegere macht en probeert de bestaande rechtsorde omver
te werpen. Alle staten lijden onder zulke kuiperijen; zij roepen om rust,
zij zijn bereid voor den vrede alles op te offeren. Wij echter zullen
hun den vrede niet schenken alvorens zij onze opperheerschappij openlijk
en volkomen zullen hebben erkend.
7. Het volk zal kreunen en de oplossing van de sociale vraagstukken langs
den weg van een internationale overeenkomst verlangen. De versplintering
in partijen heeft ons deze in handen gespeeld, want om een partijstrijd
te steunen is er geld noodig en dit is alleen in ons bezit.
8. Wij zouden kunnen vreezen, dat de regeeringen zich met de blinde macht
van het volk zouden verbinden, maar wij hebben alle noodzakelijke maatregelen
tegen zulk een mogelijkheid getroffen; tusschen deze twee krachten hebben
we een muur opgericht en wel in de gestalte van de terreur, die beiden
om beurten uitoefenen.
9. Op deze manier blijft de blinde macht van het volk onze steun. Alleen
wij zullen leider zijn en het naar ons doel leiden.
10. Opdat de hand van dezen blinde zich niet uit onze omklemming zal bevrijden,
moeten wij van tijd tot tijd met het volk in verbinding treden, zoo al
niet persoonlijk, dan toch door bemiddeling van onze trouwste landen.
Zoodra onze heerschappij erkend is, zullen wij op de openbare pleinen
met het volk praten en het in politieke vraagstukken onderwijzen in den
zin, die ons bevorderlijk toeschijnt. Wie zou kunnen nagaan wat er in
de dorpsscholen onderwezen wordt? Wat echter de vertegenwoordigers der
regeeringen of de vorst zelf aan het volk zullen zeggen, dat zal zonder
mankeeren direct in den heelen staat bekend zijn, want het wordt door
de stem van het volk gauw verbreid.
11. Om de instellingen van de menschen niet ontijdig te verwoesten, pakten
wij ze voorzichtig aan; we namen de afzonderlijke regeeringstakken van
het staatsmechanisme in bezit. Deze ambtsgebieden waren vroeger streng,
maar billijk afgebakend. Wij echter vervingen haar door een organisatie
van vrije willekeur. Zoo veranderden wij de rechtspraak, het kiesrecht,
de pers, de individueele vrijheid en in het bijzonder het opvoedingswezen,
den hoeksteen van de vrijheid.
12. Wij hebben de jeugd wereldwijd versuft en bedorven, terwijl wij haar
opvoedden volgens principes en theorieen die ons als valsch bekend waren,
maar die wij haar opzettelijk op het hart hebben gedrukt.
13. Over de bestaande wetten heen hebben we verrassende resultaten bereikt,
terwijl wij ze zonder wezenlijke wijziging door tegenstrijdige interpretaties
misvormden. We hebben ze langs den weg der interpretatie eerst verdraaid,
daarna echter geheel vertroebeld, zoo dat de regeeringen in een dusdanig
verwarde wetgeving geen weg meer weten. Daaruit ontwikkelde zich de theorie
van de rechtspraak volgens vrije beoordeeling.
14. U zult tegenwerpen, dat men zich tegen ons gewapenderhand zal verzetten,
als men ontijdig merkt waar het om gaat. Voor dit geval bezitten we zoo'n
verschrikkelijk middel, dat zelfs de dappersten daarvan sidderen. Spoedig
zullen in alle hoofdsteden ondergrondschen zijn gebouwd, van daar uit
kunnen we alle steden met hun instellingen en documenten in de lucht doen
vliegen.
PROTOCOL 10 Voorbereiding op macht)
1. Ditmaal begin ik met een herhaling van het vroeger gezegde en ik verzoek
U zich te herinneren, dat de regeeringen en de volkeren alleen op den
schijn van de dingen letten. Hoe zouden zij ook den dieperen zin begrijpen,
als hun vertegenwoordigers slechts aan praten denken? Voor onze politiek
is het heel belangrijk, dit bijzondere feit te beseffen. Dit besef zal
ons van nut zijn, als wij zullen spreken over de verdeeling van de macht,
de vrijheid van het woord, de pers, de gewetensvrijheid, het recht van
vereeniging en vergadering, de gelijkheid voor de wet, de onschendbaarheid
van den eigendom en van de woning, de belasting en de terugwerkende kracht
van de wetten. Dat zijn allemaal vraagstukken, waarover men tegen het
volk nooit openlijk mag spreken. Ingeval men ze echter noodgedwongen moet
uiteenzetten, mag men ze niet afzonderlijk opsommen, doch men moet alleen
maar in het algerneen verklaren, dat de grondslagen van het moderne recht
door ons erkend worden. De beteekenis van deze terughoudendheid ligt daarin,
dat een niet openlijk uitgesproken principe ons de vrijheid laat het een
of andere punt er uit te nemen zonder dat iemand het merkt, terwijl men
een eenmaal uitgesproken principe ruiterlijk zou moeten handhaven.
2. Het volk heeft een bijzondere voorliefde en een groote achting voor
politieke genieën en beantwoordt hun daden van geweld met woorden
als: "Wat een gemeene streek, maar handig gedaan!" of: "Het
is een boevenstreek, maar goed in elkaar gezet en wat een moed!"
3. Wij houden er rekening mee, dat wij alle volkeren tot ons zullen trekken
met de oprichting van het nieuwe fundamenteele gebouw, welks plan wij
ontworpen hebben. Daarom moeten wij mannen zoeken, die met vermetelheid
en geestkracht zijn toegerust en die de bekwaamheid bezitten om alle hinderpalen,
die ons in den weg zouden kunnen staan, te overwinnen.
4. Als wij onze staatsomwenteling voltrokken hebben, dan zullen we tot
de volkeren zeggen: "Alles is tot nu toe slecht gegaan, allen hebben
geleden. Wij echter nemen nu de oorzaken van Uw kwalen weg: de nationaliteiten,
de grenzen, de veelsoortigheid van den muntstandaard. Zeker, gij zijt
vrij ons te veroordeelen, maar zal Uw oordeel rechtvaardig uitvallen,
als ge het velt voordat ge onderzocht hebt wat wij voor Uw welzijn deden?"
Dan zullen ze ons toejuichen en ons met vurig enthousiasme in triomf op
hun schouders dragen. Het algemeen kiesrecht, waarvan wij ons bedienden
als middel om tot onze macht te geraken en waarmee we de onderste lagen
van de maatschappij gelukkig gemaakt hebben - die nu door vereenigingen
en dergelijke medeleden der menschheid werden - zal zijn rol voor den
laatsten keer spelen in den eensgezinden wensch om ons - voordat men over
ons oordeelt - te leeren kennen.
5. Tot dit doel moeten wij alle menschen naar de stembus leiden, zonder
onderscheid van stand en vermogen, om de heerschappij van de absolute
meerderheid te verkrijgen, die wij door middel van de beschaafde standen
alleen nooit zouden kunnen bereiken.
6. Terwijl wij, op deze manier alle menschen van de waarde van hun persoonlijkheid
overtuigd hebben, zullen we de familiebanden en haar Christelijke opvoedenden
invloed vernietigen
7. We zullen verhinderen, dat hoogbegaafde mannen zich op den voorgrond
dringen. (Onder onze leiding zal het gepeupel niet toestaan, dat zij zich
doen kennen, niet eens, dat ze spreken, want het is gewend alleen te luisteren
naar ons, die hem zijn gehoorzaamheid en oplettendheid betalen. Zoo zullen
we van het volk een zoo blind meegaande macht maken, dat het niet in staat
is zich te bewegen zonder de leiding van onze vertrouwensmannen, die wij
op de plaats van hun tegenwoordige leiders zetten. Het volk zal zich aan
dit systeem onderwerpen, omdat het zal weten, dat van deze nieuwe leiders
belooningen, geschenken en alle weldaden zullen afhangen.
8. Het regeeringsplan moet geheel gereed uit één enkel brein
voortkomen, want de eenheid zou er aan ontbreken, als meer kopstukken
er aan meegewerkt zouden hebben. Daarom mogen we zelf het plan kennen,
maar mogen er nooit over spreken, opdat geen afbreuk zal worden gedaan
aan zijn verheven beteekenis, den samenhang van de afzonderlijke deelen,
de practische waarde en de geheime beteekenis van elk punt afzonderlijk.
Zou zoo'n plan aan een algemeene bespreking en stemming worden onderworpen,
dan zou het onvermijdelijk alle sporen vertoonen van de opvattingen van
menschen, die niet tot zijn dieperen zin en samenhang kunnen doordringen.
Onze plannen moeten scherp en logisch opgebouwd zijn. Daarom mogen we
den genialen arbeid van onzen leider de menigte niet voor de voeten werpen
en mogen hem zelfs niet aan een engeren kring ter hand stellen.
9. Deze plannen zullen de bestaande regelingen voorloopig niet omver werpen.
Zij zullen alleen verandering brengen in de economische principes en dientengevolge
in hun verdere ontwikkeling, die haar weg volgens onze richtlijnen zal
nemen.
10. In bijna alle staten vinden we in verschillende vormen dezelfde instellingen:
de volksvertegenwoordiging, de ministers, den senaat, den raad van state,
de wetgevende en uitvoerende lichamen, Ik behoef U de betrekkingen van
deze instellingen onderling niet te verklaren, omdat zij U welbekend zijn.
Let U er slechts op, dat elk van deze instellingen betrekking heeft op
de een of andere belangrijke functie van de regeering. Met het woord 'belangrijk'
bedoel ik hier de functie en niet de instelling. Dus niet de instellingen,
maar de werkzaamheden, die zij omvatten, zijn het gewichtigst. Deze instellingen
hebben alle werkzaamheden van de regeering onderling verdeeld: de administratie,
de wetgeving en de uitvoerende macht. Zij vervullen in het staatslichaam
dezelfde taak als de organen in het menschelijk lichaam. Als wij een lid
van de staatsmachine beschadigen, zal de staat - evenals het menschelijk
lichaam - ziek worden en sterven.
11. Nadat we het staatslichaam het gif van het liberalisme ingegeven hadden,
is zijn heele politieke toestand veranderd. De staten werden door een
doodelijke ziekte, de ontbinding van het bloed, aangetast. Men behoeft
slechts het einde van hun doodstrijd af te wachten.
12. Uit het liberalisme zijn de constitutioneele staten, die de eenige
nuttige regeeringsvorm voor de nietingewijden zijn, voortgekomen. Ze traden
in de plaats van de vroegere autocratieën. Zooals U zelf wel weet,
is de staatsregeling niets anders dan de school voor oneenigheden, tweedracht,
twisten en onvruchtbaren partijstrijd, in één woord: de
school voor alles wat aan den staat de kracht van zijn individualiteit
ontneemt. Het spreekgestoelte en evenzoo de pers hebben de regeeringen
gedoemd tot werkeloosheid en machteloosheid en zij werden daardoor van
geen nut en overbodig. Eerst daardoor werd de eeuw van de republieken
mogelijk en wij vervingen den vorst door de carricatuur van een president,
dien wij kozen uit de volksmassa, midden uit onze creaturen en slaven.
Dat was de bom, die wij onder alle staten en volkeren legden.
13. In de naaste toekomst zullen wij de constitutioneele verantwoordelijkheid
van de presidenten invoeren. Dan zullen wij ons bij de uitvoering van
onze handelingen geen beperkingen opleggen, omdat onze strooman de verantwoordelijkheid
zal dragen. Wat is er ons aan gelegen, als de rijen van diegenen, die
naar de macht streven, dunner worden en wanneer er onlusten ontstaan,
omdat men geen president kan vinden, onlusten die ten slotte het land
ondermijnen?
14. Om dit resultaat te bereiken, zullen wij zorgen voor de verkiezing
van die presidenten, in wier verleden de een of andere zwarte plek is.
De angst voor onthullingen en de wensch, die ten slotte ieder mensch -
die aan de macht gekomen is - heeft, n.l. zijn voorrechten en de aan zijn
ambt verbonden voordeelen en onderscheidingen te behouden, zullen trouwe
uitvoerders van onze bevelen van hen maken.
15. De volksvertegenwoordiging zal den president kiezen, ondersteunen
en verdedigen. Wij echter zullen aan dit instituut het recht ontnemen
wetten te maken of te veranderen. Dit recht zullen wij verleenen aan den
verantwoordelijken president, die een speelbal in onze handen zal zijn.
De president zal zeer zeker het mikpunt van alle aanvallen worden. Om
zich te kunnen verdedigen, zullen wij hem daarom het recht verleenen buiten
de afgevaardigden om een beroep te doen op het volk, d.w.z. de beslissing
van een ons blindelings toegewijde meerderheid te verkrijgen.
16. Bovendien zullen wij hem het recht overdragen den staat van beleg
te doen verklaren. Dit laatste voorrecht zullen wij daarom in het leven
roepen, omdat de president als hoofd van het leger het recht moet hebben
de nieuwe republikeinsche grondwet, waarvan hij de verantwoordelijke vertegenwoordiger
is, te verdedigen.
17. Onder deze omstandigheden zal de sleutel tot het heiligdom in onze
handen liggen en niemand buiten ons zal de wetgeving leiden.
18. Zoodra we de nieuwe republikeinsche grondwet ingevoerd hebben, zullen
wij verder de volksvertegenwoordiging het recht van interpellatie ontnemen,
onder het voorwendsel, dat het staatsgeheim in acht moet worden genomen.
19. Ook zullen we het getal der afgevaardigden tot een minimum terugbrengen.
Daardoor verminderen we ook naar evenredigheid de politieke hartstochten.
20. Tot de bevoegdheden van den president behoort ook de benoeming van
de voorzitters en vicevoorzitters van de volksvertegenwoordiging en van
den senaat. In plaats van de doorloopende zittingen zullen wij den vergaderingsduur
van, de volksvertegenwoordiging tot eenige maanden beperken. Bovendien
zal de president als drager van de uitvoerende macht het recht hebben
de volksvertegenwoordiging bijeen te roepen of te ontbinden en in dit
laatste geval het opnieuw bijeen roepen te verdagen.
21. Opdat de president echter vanwege al deze duidelijk onwettige handelingen
niet ter verantwoording wordt geroepen, nog voor wij onze plannen uitgevoerd
hebben, zullen wij de ministers en overige ambtenaren uit de omgeving
van den president verleiden, zelfstandig maatregelen te nemen, waarvoor
ze zelf de verantwoordelijkheid dragen. Wij zullen echter adviseeren deze
zaak aan den senaat of den raad van state of den ministerraad toe te vertrouwen
en niet aan afzonderlijke personen.
22. De president zal de bestaande wettten, die voor verschillende interpretaties
vatbaar zijn, in den door ons gewenschten zin uitleggen. Hij zal ze buiten
werking stellen, zoodra wij hem op de noodzakelijkheid zullen wijzen.
Hij zal het recht hebben voorloopige besluiten te nemen met kracht van
wet en zelfs om de grondwet te veranderen, beide onder voorwendsel van
staatsbelang.
23. Deze maatregelen zullen het ons mogelijk maken allengs alles te vernietigen,
wat wij in den tijd, dat we naar de macht grepen - noodgedwongen in de
staatsregelingen - moesten opnemen. We zullen hierdoor ongemerkt tot terzijde-stelling
van alle grondwetten geraken, zoodra de tijd gekomen zal zijn, alle regeeringen
onder ons gezag te brengen.
24. De erkenning van ons gezag kan al volgen vóórdat de
grondwetten terzijde worden gesteld, wanneer de volkeren - afgemat door
onlusten en het volkomen mislukken van de staatsleiders, welke mislukkingen
door ons teweeg werden gebracht - zullen uitroepen: "Zet hen af,
geeft ons een wereldvorst, die in staat is ons allen te vereenigen en
de oorzaken van onze vijandschap, d.w.z. de staatsgrenzen, godsdiensten,
staatsschulden te verwijderen; een koning, die ons vrede en rust schenkt,
welke wij onder onze tegenwoordige heerschers en regeeringen niet kunnen
vinden."
25. Gij weet zelf zeer goed, dat men - om de massa tot zulke eischen te
brengen - ononderbroken in alle landen de betrekkingen tusschen volk en
regeering moet verwarren en de geheele wereld door oneenigheid, vijandschap,
haat, ja zelfs door kwellende ontberingen, door honger en door ziekten,
die wij bij hen veroorzaken door het inenten met bacillen, zoo moet afmatten,
dat men geen anderen uitweg uit de ellende ziet dan zich aan ons geld
en aan onze overheersching volkomen te onderwerpen.
26. Als we den volkeren tijd geven om op adem te komen, dan komt het gunstige
oogenblik misschien nooit weer.
PROTOCOL 11 (De Totaitaire Staat)
1. De 'raad van state' zal tot taak hebben de macht van de
regeering te onderstrepen. Hij zal slechts in schijn een wetgevend lichaam
zijn, in werkelijkheid zal hij echter een redactiecommissie zijn voor
het uitwerken der wetten en regeeringsverordeningen.
2. Een wezenlijk deel van het program van onze staatsregeling bestaat
daarin, dat wij de wetten maken, dat wij recht spreken en dat tegelijkertijd
de administratie in onze handen is. Deze werkzaamheid zullen wij uitoefenen:
a. Door voorstellen aan het wetgevend lichaam.
b. Door verordeningen van den president in den vorm van algemeene besluiten,
door
terzijdestelling van den senaat en door beslissingen van den raad van
state in den vorm van
ministerieele besluiten.
c. Op het geschikte oogenblik in den vorm van een staatsgreep.
3. Nu wij ons plan in groote trekken ontworpen hebben, willen wij de afzonderlijke
maatregelen uiteenzetten, waarvan wij ons tot den opbouw van onzen staat
in onzen geest zullen bedienen. Hiertoe behooren de vrijheid van drukpers,
het recht van vereeniging en vergadering, de gewetensvrijheid, het kiesrecht
en vele andere dingen, die uit de menschelijke gedachtenwereld moeten
verdwijnen of grondig moeten worden veranderd, zoodra de nieuwe staatsregeling
afgekondigd zal zijn. Slechts op het juiste oogenblik zullen wij onze
vernieuwingen er door kunnen krijgen en wel om de volgende reden. Wanneer
de verandering met groote gestrengheid wordt gevoerd, kan ze vanwege de
vrees voor veranderingen, welke er kort geleden geweest zijn, tot wanhoop
voeren. Wanneer we daarentegen concessies doen, zal het volk zeggen, dat
wij onze fouten ingezien hebben en dit zou het geloof aan de onfeilbaarheid
van onze regeering verwoesten of men zal zeggen, dat we bang zijn en slechts
gedwongen concessies doen, waarvoor niemand ons dankbaar zal zijn, omdat
men ze voor vanzelfsprekend houdt. Een en het ander zou de nieuwe staatsregeling
maar schaden.
4. Op den dag van haar afkondiging, als de volkeren door den juist volvoerden
staatsgreep nog geheel versuft en angstig en radeloos zijn, moeten zij
erkennen, dat wij zoo sterk, machtig en onkwetsbaar zijn, dat wij ons
over hen niet meer bezorgd behoeven te maken, dat wij niet alleen geen
acht meer zullen slaan op hun beschouwingen en wenschen, maar dat wij
voorbereid zijn op ieder oogenblik en op iedere plaats elken tegenstand
en elke demonstratie te onderdrukken. De volkeren moeten weten, dat wij
de geheele macht met één slag tot ons hebben getrokken en
dat wij onze macht in geen geval met hen zullen deelen. Dan zullen zij
de oogen sluiten en geduldig het verloop der gebeurtenissen afwachten.
5. De volkeren zijn een kudde schapen, wij zijn de wolven. En weet gij
wat er van de schapen wordt, als de wolven de kudde binnendringen? Zij
zullen hun oogen weer sluiten, omdat wij hun de teruggave van al hun geroofde
vrijheden zullen beloven, zoodra wij alle vijanden van den vrede neergeveld
hebben en de partijen tot onmacht zullen hebben veroordeeld. Ik geloof,
dat ik U niet behoef te vertellen, hoe lang zij op den terugkeer van hun
vrijheden zullen wachten. Waarom hebben wij deze geheele politiek uitgevonden
en het volk bijgebracht, zonder hen in staat te stellen haar dieperen
zin te onderscheiden, als het niet was om langs omwegen datgene te bereiken
wat ons verstrooid volk langs den rechten weg niet zou kunnen bereiken?
6. Dat was de grondslag van onze organisatie van de vrijmetselarij, welker
plannen deze beesten in het geheel niet vermoeden. Wij nemen hen niettemin
in onze loges op; opdat zij hun broeders zand in de oogen strooien.
7. De genade van God heeft ons over de gehele wereld verstrooid. In deze
schijnbare zwakte ligt heel onze kracht, die ons heden op den drempel
van de wereldheerschappij heeft gebracht.
8. De eerste steen is gelegd. We moeten het bouwwerk alleen nog voltooien.
PROTOCOL 12 (Controle over de pers)
1. Het woord 'vrijheid', dat men op verschillende manieren
kan verklaren, leggen wij zoo uit: Vrijheid is het recht om te doen wat
de wet toestaat. Deze uitlegging van het begrip legt de vrijheid volledig
in onze hand, omdat de wet datgene zal vernietigen of oprichten wat wij
- volgens de boven ontwikkelde richtlijnen - voor gewenscht houden.
2. Met de pers zullen wij op de volgende wijze te werk gaan. Welke rol
speelt thans de pers? Zij dient er toe de hartstochten van de menschen
te doen oplaaien of het zelfzuchtige streven der partijen te bevorderen.
Ze is hol, onrechtvaardig en leugenachtig. De meeste menschen weten in
het geheel niet waartoe de pers eigenlijk dient.
3. Wij zullen haar ten toom aanleggen en den teugel strak voeren. Op dezelfde
wijze zullen wij met andere drukwerken handelen, want het zou geen enkel
nut hebben, als we alleen een wakend oog over de pers lieten gaan, maar
de aanvallen van de boeken en brochures buiten beschouwing lieten. Wij
zullen de producten van de publieke opinie, die thans nog veel geld kosten,
door middel van de censuur tot een bron van inkomsten voor den staat maken.
We zullen een speciale krantenbelasting heffen en bij het oprichten van
kranten en drukkerijen waarborgsommen eischen om zoodoende onze regeering
te vrijwaren voor iederen aanval door de pers. Worden wij dan toch aangevallen,
dan zullen wij zonder genade geldstraffen opleggen. Belasting, waarborgsommen
en geldstraffen zullen den staat reusachtige inkomsten opleveren. Zeker,
de partijbladen laten zich door geldboeten niet bang maken, maar bij den
tweeden aanval zullen wij ze eenvoudig onderdrukken. Niemand zal onze
onfeilbaarheid in regeeringsaangelegenheden ongestraft kunnen aantasten.
Als voorwendsel voor het den kop indrukken van een krant, zullen wij zeggen,
dat het betreffende blad de openbare meening zonder reden heeft opgezweept.
Ik verzoek U er op te letten, dat er onder de kranten, die ons aanvallen,
ook zullen zijn, die wij zelf opgericht hebben. Deze zullen echter uitsluitend
die punten aanroeren, welker verandering wij zelf zullen voorstaan.
4. Geen bericht zal zonder onze voorkennis openbaar worden. Dit resultaat
hebben wij thans reeds daardoor bereikt, dat alle berichten uit de geheele
wereld bij een aantal persbureau's samenkomen. Deze zullen geheel
in ons bezit overgaan en slechts datgene bekend maken wat wij hun voorschrijven.
5. Wanneer we het thans reeds verstaan hebben de gedachtenwereld van de
niet-ingewijde kringen zoodanig te beheerschen, dat bijna alle menschen
de wereldgebeurtenissen alleen nog maar zien door de 'gekleurde
brillen' die wij hun opgezet hebben. Wanneer er reeds nu geen slagboomen
meer zijn, die ons zouden kunnen verhinderen binnen te dringen in datgene
wat het volk in zijn domheid staatsgeheimen noemt, hoe zal het dan worden,
als wij de aardsche goden in den persoon van onzen wereldvorst zullen
zijn?
6. Keeren wij tot de toekomst der pers terug. Wie uitgever, drukker of
boekhandelaar wil worden, moet een vergunning hiertoe hebben, welke in
geval van twijfel onmiddellijk wordt ingetrokken.
7. Door zulke maatregelen wordt het instrument van het denken tot opvoedingsmiddel
in de hand van onze regeering, die het niet meer zal toestaan, dat de
massa over de zegeningen van den vooruitgang valsch wordt ingelicht. Wie
Uwer zou niet weten, dat deze bedriegelijke zegeningen regelrecht tot
droomerijen leiden, waaruit de anarchistische verhoudingen van de menschen
onder elkaar en tegenover de overheid geboren worden, omdat de vooruitgang
of liever de gedachte van den vooruitgang de meest verschillende voorstellingen
van de zelfstandigheid heeft voortgebracht zonder haar grenzen vast te
stellen. Alle zoogenaamde liberalen zijn anarchisten, zij het dan niet
in hun handelwijze, dan toch in hun denken. Ieder van hen jaagt het drogbeeld
van de vrijheid na en komt in de willekeur terecht, waarbij hij slechts
protesteert ter wille van het protesteeren.
8. Thans zullen wij ons met de boeken bezighouden. Wij zullen ze, evenals
alle drukwerk, met zegelbelasting naar het aantal bladzijden belasten
en waarborgsommen eischen. Boeken met minder dan dertig bladzijden worden
dubbel belast. Deze zullen we rangschikken onder de brochures om eenerzijds
het aantal van deze geschriften, die het ergste gif uitstrooien in te
perken. Anderzijds om de schrijvers er toe te brengen zulke omvangrijke
geschriften te produceeren, dat men ze alleen reeds door den hoogeren
prijs weinig zal lezen. Wat wij daarentegen zullen uitgeven om de menschen
in de door ons gewenschte richting op te voeden, zal heel goedkoop zijn
en door iedereen gelezen worden. De belasting zal de ijdele schrijfwoede
tot zwijgen brengen en door de vrees voor bestraffing worden de auteurs
van ons afhankelijk. Wanneer menschen tegen ons willen schrijven, zullen
ze geen uitgever vinden. Voordat een werk wordt aangenomen, moet de uitgever
of drukker zich tot de overheid wenden om de drukvergunning te verkrijgen.
Op deze wijze zullen wij van te voren van iederen tegen ons gerichten
aanval op de hoogte komen en wij zullen hem daardoor onschadelijk maken
door over het betreffende onderwerp een verklaring te publiceeren.
9. Daar boeken en kranten de twee belangrijkste opvoedingsmiddelen zijn,
zal onze regeering van het meerendeel der bladen eigenares zijn. Daardoor
wordt de schadelijke invloed van de pers uitgeschakeld en wij verschaffen
ons een buitengewonen invloed op de stemming onder het volk. Wanneer we
de vestiging van tien kranten toestaan, zullen we zelf dertig kranten
uitgeven, enz. Het publiek mag daarvan niets vermoeden. Onze kranten moeten
daarom schijnbaar de meest tegenstrijdige richtingen en meeningen vertegenwoordigen
om vertrouwen te wekken en de tegenstanders tot zich te trekken. Dezen
zullen dan in de val loopen en onschadelijk zijn.
10. Op de eerste plaats zullen de officieele kranten staan, die de opdracht
zullen krijgen steeds onze belangen te vertegenwoordigen. Hun invloed
zal daarom naar verhouding onbeduidend zijn.
11. Op de tweede plaats zullen de semi-officieele bladen komen, die de
onverschilligen en lauwen voor ons zullen winnen.
12. Op de derde plaats zullen de bladen van de voorgewende oppositie staan.
Minstens één blad moet scherp tegenover ons staan. Onze
tegenstanders zullen dit schijnbare verzet voor echt houden en hun kaarten
voor ons openleggen.
13. Onze kranten zullen tot de meest uiteenloopende richtingen behooren.
Er zullen aristocratische, republikeinsche, ja zelfs anarchistische bladen
zijn, natuurlijk slechts, zoolang de huidige staatsregelingen nog bestaan.
Evenals de Indische God Wischnu zullen deze bladen honderd handen hebben,
waarvan elke hand afzonderlijk den wisselenden polsslag van de openbare
meening zal betasten. Met iederen polsslag zullen zij de publieke opinie
leiden in de richting, die ons welgevallig is, want een opgewonden mensch
verliest gemakkelijk zijn vermogen tot oordeelen en is onderhevig aan
iedere soort van beinvloeding. Deze domkoppen, die gelooven de meening
van hun krant te verdedigen, zullen in werkelijkheid slechts onze meening,
of in ieder geval één, die ons welgevallig is, verdedigen.
Zij zullen gelooven, dat zij hun partijblad volgen en zullen in werkelijkheid
slechts de vlag volgen, die wij voor hen laten wapperen.
14. Om ons leger van kranten in dezen zin te leiden, zullen wij de organisatie
met groote zorgvuldigheid moeten regelen. Onder de aanduiding persgenootschap
zullen wij de vereenigingen van auteurs samenvoegen tot één
geheel, waarin onze vertegenwoordigers ongemerkt wachtwoord en strijdkreet
zullen vaststellen.
15. Onze bladen zullen over onze politiek oppervlakkig - zonder ooit op
den dieperen zin in te gaan - over en weer schrijven en aan de officieele
bladen polemische schermutselingen leveren om ons daardoor in staat te
stellen, ons over datgene, wat we in de eerste publicaties niet duidelijk
konden zeggen, nu duidelijker uit te drukken. Natuurlijk zullen we dat
echter alleen doen, wanneer het voor ons voordeelig is.
16. Deze aanvallen zullen tegelijkertijd daartoe dienen, het volk te doen
gelooven, dat het vrijheid van spreken bezit. Op deze manier zullen onze
vertegenwoordigers kunnen beweren, dat de vijandelijke pers slechts kletst,
omdat ze geen zakelijke argumenten tegen onze maatregelen kan aanvoeren.
17. Door deze voor de openbare meening niet te onderscheiden methoden,
zullen wij haar aandacht en haar vertrouwen winnen. Met behulp van deze
methoden zullen wij de openbare meening in alle politieke vraagstukken
naar believen opwinden of kalmeeren, overtuigen of verwarren, terwijl
wij nu eens ware dan weer valsche berichten publiceeren, nu eens dingen
beweren, dan weer recht zetten, al naar hun indruk op het publiek. Steeds
zullen wij den grond voorzichtig betasten, alvorens er den voet op te
zetten. Wij zullen onze tegenstanders zeker overwinnen, omdat hun als
gevolg van onze maatregelen geen kranten ter beschikking staan, waarin
zij hun meening vrij zouden kunnen verdedigen. Wij zullen niet eens gedwongen
zijn ze definitief te weerleggen. Tegen de proefballonnetjes van onze
semiofficieele kranten zullen wij zoo noodig in de kranten van de derde
groep energiek optreden.
18. De tegenwoordige journalistiek is een soort vrijmetselarij. Alle leden
van de pers zijn onder elkaar door het beroepsgeheim verbonden. Evenals
bij de waarzeggers in de oudheid geeft geen van deze leden het geheim
prijs, wanneer zij hiervoor geen opdracht krijgen. Geen krantenschrijver
zal het wagen het geheim te verraden, want niemand wordt tot dit beroep
toegelaten, wanneer hij in zijn verleden geen duister plekje heeft. Dit
zou direct aan den dag gebracht worden. Zoolang deze smet slechts aan
enkelen bekend is, trekt het aanzien van den journalist de meeste menschen
aan en men volgt hem met verrukking.
19. Wij houden bijzonder sterk rekening met de provincie. Het is voor
ons noodzakelijk, dat we daar verwachtingen wekken, die lijnrecht tegenover
die van de groote stad staan. Den grooten steden zullen we wijs maken,
dat het daarbij zou gaan om zelf bedachte, met beïnvloede ideeën
van de provincie. Het is duidelijk, dat de bron van deze ideeën altijd
dezelfde zal zijn; ze zal de onze zijn. Zoolang we nog niet de volle macht
bezitten, zal het voor ons noodzakelijk zijn, d.w.z. van de meening der
rneerderheid, die door onze vertrouwensmannen gemaakt wordt. Op beslissende
oogenblikken mogen de groote steden dan de voldongen feiten niet meer
bespreken, omdat ze reeds door de meerderheid in de provincies werden
goedgekeurd.
20. Wanneer we het tijdperk van onze nieuwe heerschappij zullen binnentreden,
zullen wij de pers niet meer toestaan berichten over misdaden te publiceeren.
Het volk moet gelooven, dat de nieuwe leiding iedereen zoo volkomen bevredigt,
dat zelfs de misdrijven hebben opgehouden. Aan het daglicht gebrachte
misdrijven zullen slechts aan de slachtoffers en aan de toevallige getuigen
bekend zijn.
PROTOCOL 13 (Afleidingen)
1. De zorg voor het dagelijksche brood legt den menschen het zwijgen op
en maakt hen tot onze toegewijde dienaren. Diegenen van hen, die we bij
onze pers aanstellen, zullen volgens de voorschriften over alles schrijven
wat wij in de officieele bladen niet openlijk kunnen bespreken. Tijdens
de hierdoor ontstane opwinding zullen wij de ons nuttig lijkende maatregelen
doorvoeren en het publiek voor, het voldongen feit stellen. Niemand zal
het terugnemen van zoo'n maatregel durven eischen, vooral niet,
als wij hem als een verbetering van den huidigen toestand zullen voorstellen.
Overigens zal de pers de aandacht direct op nieuwe vraagstukken richten,
omdat wij immers, zooals U weet, de menschen, er aan gewend hebben voortdurend
naar iets nieuws te zoeken. Eenige hersenlooze politieke avonturiers zullen
zich op deze nieuwe vraagstukken storten, zonder te beseffen, dat zij
geen flauw begrip hebben van datgene waarover zij willen spreken. De vraag-
stukken van de hoogere politiek zijn voor niemand begrijpelijk, uitgezonderd
voor diegenen, die ze al sinds eeuwen hebben voortgebracht en beinvloed.
2. Uit dit alles zult U begrijpen, dat wij slechts daarom de publieke
opinie voor ons willen winnen om het werk van onze staatsmachine te verlichten.
En U zult daaruit eveneens leeren, dat wij bij deze of gene gelegenheid
slechts de goedkeuring van onze woorden binnenhalen, niet echter van onze
daden. Ononderbroken verkondigen wij, dat steeds alleen de hoop en de
zekerheid het 'algemeen welzijn' te dienen, maatstaf is bij
al onze maatregelen.
3. Om de al te onrustige menschen van de politieke vraagstukken af te
leiden, zullen wij schijnbaar nieuwe vraagstukken op den voorgrond stellen:
economische vraagstukken. Laten zij hun woede op dit gebied maar uitrazen.
De massa's stemmen er in toe werkloos te blijven en uit te rusten
van hun voorgewende politieke activiteit - waartoe wij hen overigens slechts
opgevoed hebben om met hun hulp de regeeringen te bestrijden - wanneer
men hun nieuwe bezigheden verschaft, welke zij voor politiek belangrijk
houden.
4. Opdat de volkeren niet tot rustig nadenken komen, zullen wij ze door
verstrooiing, spelen en ontspanning van hartstochten afleiden. Spoedig
zullen wij alle mogelijke wedstrijden uitschrijven op het gebied van de
kunst en van de sport. De belangstelling voor deze dingen zal hen dan
definitief afleiden van de vraagstukken, waarin onze belangen tegenstrijdig
zijn aan de hunne. Terwijl de menschen langzamerhand het zelfstandige
denken afleeren, zullen zij ten slotte geheel in de lijn van onze ideeen
spreken, omdat wij de eenigen zullen zijn, die nieuwe denkrichtingen naar
voren brengen. Vanzelfsprekend alleen door bemiddeling van zulke personen,
die er niet van verdacht worden met ons in verstandhouding te staan.
5. De rol van de liberale dwepers zal definitief zijn uitgespeeld, zoodra
onze heerschappij erkend is. Tot dat moment zullen zij ons goede diensten
bewijzen. Daarom zullen wij de gedachten van de volkeren ook verder afleiden
op fantastische theorieën, die nieuwerwetsch en schijnbaar vooruitstrevend
zijn; want met het slagwoord 'vooruitgang' hebben wij dezen
domkoppen van 'niet-ingewijden' het hoofd op hol gebracht
en er is onder hen geen een, die zal begrijpen, dat dit woord altijd onwaar
is, als het niet om materieele behoeften gaat, omdat er slechts één
waarheid is, die lijnrecht tegenover het woord vooruitgang staat. Evenals
iedere verkeerde gedachte dient de vooruitgang er toe de waarheid te verduisteren,
opdat niemand ze zal onderscheiden dan wij de beschermers der waarheid.
6. Wanneer onze heerschappij gevestigd zal zijn, zullen onze sprekers
over de groote vraagstukken der menschheid spreken, die de heele wereld
hebben bewogen, totdat zij ten slotte onder onze weldadige leiding kwam.
Wie zou dan argwaan koesteren, dat al deze vraagstukken door ons volgens
een politiek plan werden uitgedacht, dat door zooveel eeuwen heen niemand
geraden
heeft?
PROTOCOL 14 (Aanval op religie)
1. Zoodra wij de wereldheerschappij verkregen hebben, zullen wij geen
ander geloof dulden dan dat aan onzen eenen God, met wien ons lot verbonden
is, omdat wij het ingewijde en 'geillumineerde' volk zijn
en omdat door onzen God ons lot met dat van de geheele wereld samenhangt.
Op dezen grond moeten wij alle andere religies vernietigen. Wanneer ook
het aantal der godloozen zou vermeerderen, dan zal deze overgangstoestand
onze plannen toch niet in de war sturen, veel meer den toekomstigen generaties
tot vermaning dienen. Wij zullen de geheimzinnige waarheid bewijzen, waarop
de geheele kracht van onzen godsdienst berust.
2. Dan zullen wij bij iedere gelegenheid verhandelingen publiceeren, waarin
wij onze zegenrijke regeering met die van het verleden zullen vergelijken.
De voordeelen van den vrede, veroverd door eeuwen van onrust, zullen het
zegenrijke karakter van onze heerschappij doen uitkomen. De fouten van
de regeeringen uit het verleden zullen wij in de felste kleuren afschilderen.
Wij zullen zoo'n afkeer tegen ze verwekken, dat de volkeren de lijfeigenschap
zullen verkiezen boven de rechten van die veelgeroemde vrijheid, welke
hen slechts heeft gekweld en de bronnen van het menschelijke bestaan heeft
uitgeput en die alleen door een troep avonturiers werd uitgebuit, die
niet wisten hoe zij haar moesten gebruiken. De nuttelooze revoluties waartoe
wij de menigten dreven om hun regeeringen te ondermijnen, zullen hen dermate
vermoeien, dat zij er de voorkeur aan zullen geven van ons alles te verdragen,
alleen om geen nieuwe onrust te moeten doormaken. Speciaal zullen wij
de historische fouten van de regeeringen uit het verleden onderstrepen,
die, tegen, alle beter weten in, de menschheid zooveel eeuwen lang gekweld
hebben, vage plannen van sociaal verkregen vrijheden najoegen, zonder
te merken, dat deze plannen de algemeene verhoudingen van de menschelijke
samenleving niet verbeterden, alleen maar verslechterden.
3. De geheele kracht van onze beginselen en maatregelen zal daarin bestaan,
dat we ze in de lichtende tegenstelling tot het gevallen systeem van de
oude 'sociëteitsverhoudingen' zullen stellen.
4. Onze filosofen zullen alle gebreken van den Christelijken godsdienst
bespreken. Nooit zal iemand echter onzen godsdienst vanuit zijn ware gezichtspunten
aan een beoordeeling onderwerpen, omdat niemand hem ooit begrijpen zal,
uitgezonderd de onzen, die nooit zijn geheim zullen verraden.
5. In de zoogenaamde vooruitstrevende landen hebben wij een onbeduidende,
smerige, afschuwwekkende literatuur geschapen. Deze literatuur zullen
wij nog eenigen tijd na de instelling van onze heerschappij onderhouden
om de tegenstelling tot onze uiteenzettingen en leerstellingen te laten
uitkomen. Onze 'Wijzen' zullen redevoeringen, plannen, verhandelingen
en opstellen ontwerpen, met behulp waarvan wij de geesten beïnvloeden
en in de richting van die ideeen zullen leiden, die wij hun willen ingieten.
PROTOCOL 15 (Meedogenloze onderdrukking)
1. Wanneer wij met behulp van de door ons overal op denzelfden dag voorbereide
revoluties - en nadat alle regeeringen haar onbekwaamheid hebben erkend
- eindelijk aan de macht zijn gekomen (het zal misschien nog een eeuw
duren) - dan zullen wij er voor zorgen, dat tegen ons geen samenzweringen
worden gericht.
2. Tot dit doel zullen wij allen ter dood laten brengen, die de komst
van onze regeering met de wapens in de hand begroeten. Iedere nieuwe oprichting
van het een of andere geheime genootschap zal eveneens met den dood worden
gestraft. De thans bestaande ons bekende geheime genootschappen, die ons
goede diensten bewezen hebben en nog bewijzen, zullen wij opheffen. Hun
leden zullen naar ver van Europa gelegen deelen der aarde worden gezonden.
3. Op deze manier zullen wij handelen met hen die tot vrijmetselaarsloges
behooren en daarvan te veel weten. Diegenen, die wij om de een of andere
reden zullen sparen, zu1len onder den voortdurenden druk staan te worden
uitgewezen. We zullen een wet uitvaardigen, volgens welke alle oud-leden
van de geheime genootschappen uit Europa, den zetel van onze regeering,
verbannen zullen worden. De besluiten van onze regeering zullen definitief
zijn en zonder mogelijkheid tot hooger beroep.
4. De samenleving, waarin wij de kiemen van de tweedracht en de tegenstrijdigheid
hebben gelegd, kan alleen door onbarmhartige maatregelen, die van onbuigzame
kracht zijn, weer in orde worden gebracht. Daarbij mag het op het aantal
offers, dat voor het toekomstig welzijn gebracht moet worden, niet aankomen.
Het is de plicht van iedere regeering, die zich op haar bestaansrecht
beroept, niet alleen haar voorrechten te genieten, maar ook haar taak
te vervullen, al kost die ook nog zooveel offers.
5. Wil een regeering onwrikbaar staan, dan moet zij het aanzien van haar
macht versterken en dit aanzien wordt slechts door een alles overtreffende
onbuigzaamheid van de macht bereikt; die het teeken moet dragen van een
geheimzinnige onkwetsbaarheid, de uitverkorenheid door onze God. Zoo was
tot in den laatsten tijd de onbeperkte heerschappij van de Russische tsaren
ingesteld, onze eenige vijand in de geheele wereld naast het Pausdom.
Herinnert U zich het voorbeeld van het in bloed gedrenkte Italie, dat
Sulla - die dit bloed ver goot - geen haar krenkte; het volk, dat hij
gepijnigd had, verafgoodde hem en zijn onverschrokken terugkeer naar Italie
maakte hem onkwetsbaar. Het volk vergrijpt zich niet aan hem, dien het
door zijn moed en zijn geestkracht in den ban doet.
6. Voordat wij echter tot de macht zijn gekomen, zullen wij in alle landen
der wereld vrijmetselaarsloges oprichten en vermeerderen. Wij zullen in
deze loges allen halen, die in het openbare leven een voor- aanstaande
rol spelen of kunnen spelen. Deze loges zullen het voortreffelijkste middel
zijn om inlichtingen te verkrijgen en invloed uit te oefenen.
7. Wij zullen alle loges in een hoofdleiding samenvatten, die alleen aan
ons bekend zal zijn en uit onze 'wijzen' zal bestaan. De loges
zullen haar voorzitters hebben om de eigenlijke leidende personen te verbergen.
Slechts dezen hebben het recht het wachtwoord uit te geven. In deze loges
zullen wij alle revolutionnaire en vrijzinnige elementen vereenigen. Zij
zullen uit alle lagen van de maatschappij zijn samengesteld. De meest
geheime politieke plannen zullen ons reeds op den dag van hun ontstaan
bekend xzijn en tot onze beschikking staan. Bijna alle politie –
autoriteiten, zoowel van de staat als ook van de internationale politie,
zullen leden van de loges zijn, omdat hun diensten voor ons onontbeerlijk
zijn; want de politie is in de gelegenheid niet slechts maatregelen tegen
weerspanningen te nemen, maar ook onze eigen handelingen te verbergen
en voorwendsels tot ontevredenheid te scheppen. De meesten, die tot geheime
genootschappen toetreden, zijn gewoonlijk eerzuchtige avonturiers en in
het algemeen menschen, die voor alles te krijgen zijn, bij wie het ons
niet veel moeite zal kosten hen voor onze plannen te winnen.
8. Wanneer het tot onlusten komt, dan beteekent dat, dat wij er behoefte
aan hadden ze op te wekken, om een al te groote eensgezindheid te vernietigen.
Komt het tot de een of andere samenzwering, dan zal het hoofd er van niemand
anders zijn dan een van onze trouwste dienaren.
9. Het is natuurlijk, dat alleen wij de werkzaamheid van de vrijmetselarij
kunnen leiden, omdat alleen wij weten, waarheen wij haar leiden en wat
het einddoel van ieder harer handelingen is. De niet-ingewijden daarentegen
weten niets, niet eens de onmiddellijke resultaten. Zij zijn gewoonlijk
met de oogenblikkelijke bevrediging van hun eigenliefde bij de doorvoering
van hun plannen tevreden en merken niet, dat deze plannen niet van hen
afkomstig zijn, maar hun door ons werden ingegeven.
10. Veel niet-ingewijden treden tot de loges toe uit louter nieuwsgierigheid
of in de hoop een voordeel te verkrijgen of om over hun onvervulbare droomen
voor een publiek te kunnen spreken. Ze smachten naar uiterlijk succes
en bijval, waarmee we steeds vrijgevig zijn. Wij gunnen hun gaarne dit
succes om hun zelfvoldaanheid uit te buiten. Dan nemen de menschen onze
inblazingen in zich op zonder zich daarvan bewust te zijn; zij zijn in
hun ingebeelde onkwetsbaarheid er ten volle van overtuigd, alleen hun
eigen gedachten en niet die van anderen te hebben geuit. Gij, mijne heeren,
kunt U in het geheel niet voorstellen, tot welk een belachelijken graad
van onnoozelheid men zelfs de intelligentste menschen brengen kan, wanneer
men hun ijdelheid streelt en hoe gemakkelijk het aan den anderen kant
is hen door den geringsten tegenslag - zij het ook slechts door het uitblijven
van bijval - te ontmoedigen en hen tot onderdanige gehoorzaamheid te brengen,
zoodra ze daarvan maar weer resultaat verwachten. Evenals de onzen ieder
succes, dat hen niet tot doel leidt, geringschatten, evenzoo zijn de nietingewijden
ter wille van een uiterlijk succes bereid al hun plannen op te offeren.
Deze karakteristieke trek der nietingewijden verlicht ons buitengewoon
onze taak hen te leiden. Deze tijgers hebben zielen als lammetjes en door
hun schedels waait de wind.
11. Wij hebben hun een stokpaardje gegeven, namelijk den droom, dat de
afzonderlijke persoonlijkheid in een symbolische eenheid, in het collectivisme,
moet opgaan. Zij hebben niet begrepen en zullen nooit begrijpen, dat deze
droom in tegenspraak is met de grondwetten der natuur, die van de schepping
der wereld af alleen van elkander verschillende wezens heeft voortgebracht
om iedereen zijn bijzondere persoonlijkheid te verleenen. Bewijst niet
het feit, dat wij de mensheid tot zulk een waanidee brachten, met verbluffende
duidelijkheid, hoe weinig hun verstand in vergelijking met het onze ontwikkeld
is? Dit is de zekerste waarborg voor ons succes.
12. Hoe scherpzinnig waren toch onze oude 'Wijzen', toen zij
zeiden, dat men, om een doel te bereiken, voor geen middel zou mogen terugschrikken
en de offers niet zou mogen tellen. Wij hebben de offers van deze beesten
van niet-ingewijden nooit geteld en, ofschoon wij velen van de onzen moesten
offeren, hebben wij ons een zoo'n machtige positie in de wereld
verschaft, waarvan het nooit zou hebben durven dromen. De naar verhouding
geringe offers der onzen hebben ons voor den ondergang bewaard.
13. De dood is het onvermijdelijke einde van alle menschen. Het is beter
het einde te verhaasten van hen, die zich tegen ons werk verzetten dan
ons einde, daar wij de scheppers van dit werk zijn. In de vrijmetselaarsloges
vellen wij doodvonnissen op een manier, dat niemand buiten de loges ook
maar de geringste verdenking kan opvatten. Niet eens de slachtoffers zelf
vernemen hun veroordeeling. Zij allen sterven, zoodra het noodzakelijk
is, schijnbaar een natuurlijken dood. Daar dit den logebroeders bekend
is, durven zij niet daartegen op te treden. Door deze maatregelen hebben
wij in de vrijmetselarij iedere tegenspraak in de kiem gesmoord. Terwijl
wij voor de massa's het liberalisme prediken, houden wij ons volk
en onze vertrouwenslieden onvoorwaardelijk gehoorzaam.
14. Onder onzen invloed werd de handhaving der wetten van diegenen die
niet tot onze gelederen behoren tot een minimum beperkt. Het aanzien der
wetten werd door het liberalisme, dat wij ook op dit gebied tot aanzien
brachten, ondermijnd. In alle politieke en grondwettelijke twistpunten
beslissen de rechtbanken volgens onze aanwijzingen - en zien de dingen
in het licht, dat ons belieft. Wij maken hiervoor gebruik van de bemiddeling
van personen, van wie niemand vermoedt dat zij met ons in relatie staan,
van courantenberichten en van andere middelen. Zelfs de leden van den
senaat en van het staatsbestuur volgens onze adviezen blindelings op.
15. Het zuiver dierlijke verstand van de volkeren is tot ontleding van
een begrip en tot waarneming onbekwaam; en nog minder kunnen zij van te
voren zien, waartoe een bepaalde manier om een zaak voor te stellen dient.
In dit onderscheid van den geestelijken aanleg tusschen hun en ons kunnen
wij het teeken van onze uitverkorenheid door God en onze boven de anderen
uitstekende natuur herkennen. De nietingewijden laten zich alleen door
een dierlijk instinct leiden. Zij zien wel, maar zij zien niet vooruit,
zij kunnen niets uitvinden, behalve zuiver materieele dingen. Daaruit
blijkt duidelijk, dat de natuur zelf ons tot de heerschappij over de wereld
voorbestemd heeft.
16. Zoodra de tijd van onze openlijke heerschappij gekomen is en wij op
de zegeningen van onze regeering kunnen wijzen, zullen wij alle wetten
veranderen. Onze wetten zullen kort, duidelijk en onveranderlijk zijn
en geen enkele interpretatie noodig hebben, zoodat iedereen ze begrijpen
kan.
17. De meest in het oog springende eigenschap van deze wetten zal de gehoorzaamheid
tegenover de overheid zijn, die wij tot den hoogsten graad zullen ontwikkelen.
Dan zal tengevolge van de verantwoordelijkheid van allen tegenover den
oppersten vertegenwoordiger der macht ieder misbruik van de wetten ophouden.
18. Het machtsmisbruik door de lagere ambtenaren zal zoo streng gestraft
worden, dat iedereen den lust zal verliezen, zijn kracht in deze richting
te beproeven. Wij zullen alle handelingen van onze regeeringsambtenaren,
van wie de gang der staatsmachine athankelijk is, met de grootste aandacht
nagaan, want tuchteloosheid in de regeering leidt tot algemeene wanorde.
Elk geval van onrechtmatigheid of misbruik zal tot afschrik van anderen
gestraft worden. Iedere heling, iedere ongeoorloofde verstandhouding der
ambtenaren zal na de eerste voorbeelden van strenge bestraffing verdwijnen.
19. Het aanzien van onze heerschappij vereischt afdoende, d.w.z. harde
straffen bij de geringste overtreding, die het aanzien van de overheid
zou kunnen schaden. Zou iemand voor zijn fout al te streng gestraft zijn,
dan zal hij niet zijn als een soldaat, die op het slagveld van de regeering
in dienst van de overheid, de grondwet en de wetten is gevallen; want
deze laten niet toe, dat zij, die het schip van staat besturen, persoonlijke
voordeelen hooger stellen dan hun publieke plichten.
20. Onze rechters zullen weten, dat zij, wanneer zij met dwaze goedertierenheid
te werk gaan, het beginsel van het recht schenden, volgens hetwelk begane
fouten streng moeten worden gestraft en toegevendheid niet is toegestaan.
Mildheid kan men in het priveleven uitoefenen, maar niet in den openbaren
dienst, die de opvoedende grondslag in het staatsleven is.
21. Onze rechters zullen slechts tot hun 55 jaar in functie blijven en
wel om de volgende twee redenen: in de eerste plaats omdat oude menschen
hardnekkiger aan hun dogma's vasthouden en minder bekwaam zijn om
zich aan nieuwe beschikkingen te onderwerpen, in de tweede plaats, omdat
daardoor een snellere mutatie van de rechters mogelijk wordt en dezen
zich meer naar ons zullen schikken. Wie zijn functie behouden wil, zal
ons blindelings moeten gehoorzamen. In het algemeen zullen wij onze rechters
kiezen uit diegenen, die weten, dat het hun plicht is te straffen en de
wetten toe te passen, maar niet tot schade van den staat liberale ideeen
te huldigen, zooals men tegenwoordig denkt dat goed is.
22. De uitwisseling van ambtenaren zal er ook toe bijdragen den korpsgeest
te vernietigen en hen toegedaan te maken aan de regeering, van wie hun
lot afhangt. De nieuwe generatie van rechters zal zijn opgevoed in het
bewustzijn, dat handelingen, welke de bestaande orde in de wederzijdsche
betrekkingen tusschen onze onderdanen zouden kunnen verstoren, niet geduld
mogen worden.
23. Heden ten dage zijn de rechters tegenover alle misdaden inschikkelijk,
omdat zij van hun plichten geen juiste voorstelling hebben en de regeeringen
er bij de benoeming van rechters te weinig op letten, hun dat plichtsgevoel
in te prenten en hun op de beteekenis van hun taak te wijzen. Zooals het
dier zijn jongen op roof uitstuurt, zoo geven de overheden aan hun onderdanen
winstgevende posities, zonder hen over het doel van hun posities in te
lichten. Daarom zullen hun regeeringen zichzelf door haar eigen ambtenaren
vernietigen.
24. We zullen uit deze feiten verdere leering trekken voor onze regeering.
We zullen het liberalisme verdrijven uit alle belangrijke regeeringsposten,
waarvan de sociale opvoeding van onze onderdanen afhangt. Op zulke plaatsen
zullen wij uitsluitend slechts die personen zetten, die wij voor onzen
regeeringsdienst speciaal opgeleid hebben.
25. Op de tegenwerping, dat het ontijdig ontslag van oudere ambtenaren
den staat veel geld kost, antwoorden wij, dat wij allereerst zullen probeeren
voor hen een particuliere betrekking te vinden a1s vergoeding voor het
verlies en dat in de tweede plaats al het geld van de wereld in ons bezit
zal zijn, zoodat wij uitgaven niet behoeven te schuwen.
26. Ons absolutisme zal in al zijn handelingen consequent zijn. Daarom
zal onze opperste wil worden geeerbiedigd en zonder tegenspraak worden
doorgezet. We zullen noch van mopperen noch van ontevredenheid nota nemen;
elk verzet tegen ons zal tot afschrik van anderen gestraft worden.
27. Het recht van beroep behouden wij ons slechts voor onze eigen doeleinden
voor. Voor het overige echter zullen wij het afschaffen, want bij het
volk mag de gedachte niet opkomen, dat de door ons benoemde rechters een
onjuist oordeel hebben geveld. Zou zoo iets voorkomen, dan zullen wij
zelf het vonnis vernietigen, gelijktijdig echter den rechter, die tegen
zijn taak niet opgewassen was, zoo voorbeeldig straffen, dat zoo'n
geval niet meer zal voorkomen. Ik herhaal nog eenmaal, dat wij over iederen
stap van onze ambtenaren zullen waken, opdat het volk met ons tevreden
zij.
28. Onze regeering zal den schijn wekken van een patriarchale, vaderlijke
voogdij, die onze vorst uitoefent. Ons volk en onze onderdanen zullen
in hem een vader aanschouwen, die zich om alle behoeften, alle handelingen
en alle betrekkingen tusschen de onderdanen onderling en in verhouding
tot de regeering, zal bekommeren. Dan zullen zij van de gedachte, dat
men deze voogdij en heerschappij niet kan ontberen, als men in vrede en
rust wil leven, zoodanig doordrongen zijn, dat zij de alleenheerschappij
van onze regeering met een aan verafgoding grenzende vereering zullen
erkennen, in het bijzonder als zij er zich van overtuigd hebben, dat onze
ambtenaren de bevelen van den vorst slechts blindelings zullen uitvoeren.
Zij zullen gelukkig zijn, dat wij hun geheele bestaan hebben geregeld,
zooals wijze ouders doen, die hun kinderen in plichtsgevoel en gehoorzaamheid
opvoeden. Want de volkeren zullen evenals hun regeeringen in de geheimen
van onze politiek voor eeuwig onmondig blijven.
29. Zooals U ziet, grondvest ik ons despotisme op het recht en op den
plicht. Het recht om plichtsvervulling te eischen is de voornaamste plicht
van een regeering, die voor haar onderdanen een vader wil zijn. Gelijktijdig
bezit zij het recht van den sterkere, opdat zij de menschheid naar de
door de natuur gewilde ordening, d.i, gehoorzaamheid, leiden kan. Alles
op deze wereld bevindt zich in een verhouding van ondergeschiktheid, alles
is onderworpen hetzij aan een mensch, hetzij aan de omstandigheden, hetzij
aan den eigen aanleg, maar in ieder geval aan een sterkere. Wij moeten
zonder dralen afzonderlijke personen kunnen offeren, als zij de bestaande
orde schenden, want in de voorbeeldige bestraffmg van het kwaad ligt een
groote opvoedende kracht.
30. Wanneer de koning van Israel op zijn geheiligd hoofd de kroon zet,
die heel Europa hem zal aanbieden, zal hij de patriarch van de wereld
zijn. Het getal der onvermijdbare offers, die hiervoor werden gebracht,
zal nooit zoo groot worden als het aantal offers, dat in den loop der
eeuwen door de vorsten van de staten uit zucht naar macht en strijdlust
werd gebracht.
31. Onze koning zal met het volk steeds in verbinding staan. Hij zal er
tribunale redevoeringen voor houden, welker roem zich terstond over de
geheele wereld zal verbreiden.
PROTOCOL 16 (Hersenspoeling)
1. In het streven elke aaneensluiting van krachten buiten de onze te vernietigen,
zullen wij voor alles de hoogescholen geheel veranderen en ze op nieuwe
grondslagen opbouwen. Hun rectoren en professoren zullen volgens nauwkeurige
geheime plannen worden voorbereid, waarvan ze niet mogen afwijken. Ze
zullen met bijzondere zorg worden uitgekozen en volledig van de regeering
afhankelijk zijn.
2. Uit het onderricht zullen we het staatsrecht en alle politieke vraagstukken
weren. Deze dingen zullen alleen aan een klein aantal bekwame mannen worden
onderwezen, die uit den kring der ingewijden zullen worden gekozen. Uit
de hoogescholen mogen geen onervarenen voortkomen, die staatsrechtelijke
vraagstukken behandelen alsof het blij- of treurspelen zijn en zich met
politieke vraagstukken bemoeien, waarvan hun vaders al niets begrepen
hebben.
3. Het verkeerde inzicht van de meeste menschen in politieke vraagstukken
kweekt alleen utopisten en slechte staatsburgers. U kunt dit aan de opvoeding
van de volkeren merken. Wij moesten in hun opvoeding alle principes leggen,
waarmee we de orde van hun maatschappij van haar kracht beroofden. Zoodra
wij echter tot de macht gekomen zijn, zullen wij uit hun opvoeding alle
onderwijsobjecten weghalen, welke verwarrend zouden kunnen werken. We
zullen de jeugd tot gehoorzame kinderen van de overheid maken, die hun
koning als steunpilaar en hoop van den vrede en de rust liefhebben.
4. In plaats van het onderwijs in de klassieken en de oude geschiedenis,
welke meer slechte dan goede voorbeelden biedt, zullenwij de studie van
de problemen der teokomst stellen. We zullen uit de gedachten van de menschen
alle gebeurtenissen van het verleden bannen, die ons onaangenaam zijn
en slechts die bewaren, welke de fouten van de regeeringen uit het verleden
aantoonen. Vraagstukken van het practische leven, van de maatschappelijke
ordening, van de onderlinge betrekkingen der menschen, den strijd tegen
het egoisme, dat het zaad van het kwaad zaait, en soortgelijke opvoedingsvraagstukken
zullen in ons leerplan de eerste plaats innemen.
5. Het onderwijs zal voor ieder beroep anders zijn en mag in geen geval
uniform worden gemaakt. Deze wijze van behandeling van het vraagstuk is
van bijzonder belang. Elke stand moet een streng omlijnde opvoeding krijgen
al naar zijn taak en zijn arbeidsveld. Sterke geesten hebben altijd de
kunst verstaan en zullen haar altijd verstaan zich tot een hoogere positie,
op te werpen; maar afgezien van zulke op zichzelf staande uitzonderingen
zou het dwaas zijn menschen in hoogere klassen te laten komen, die anderen
de posities wegnemen, waarop dezen volgens geboorte en beroep recht hebben.
Gij, mijne heeren weet zelf, welk een onheil het voor de mensheid werd,
dat zij deze onzinnigheid toelieten.
6. Opdat de vorst de harten van zijn onderdanen verovere, moet gedurende
zijn heerschappij het geheele volk zoowel in de scholen als op de openbare
pleinen over zijn beteekenis, zijn handelingen en zijn goede bedoelingen
onderwezen worden.
7. Wij zullen iedere manier van vrijheid van onderwijs wegnemen. De scholieren
zullen het recht hebben zich met hun ouders in de schoolgebouwen als in
een club te verzamelen; in deze bijeenkomsten zullen de professoren in
hun vrijen tijd zoogenaamde vrije lezingen houden over de betrekkingen
van de menschen onderling, over de principes van het goede voorbeeld,
over de nadeelen van onbeperkte concurrentie en over de filosofie van
nieuwe, de wereld tot nu toe onbekende leerstellingen zullen wij verheffen
tot artikelen des geloofs en ons er van bedienen om de menschen tot onzen
godsdienst te bekeeren. Na beeindiging van mijn uiteenzettingen over ons
tegenwoordig en toekomstig program zal ik u de grondslagen van mijn theorieen
bekend maken.
8. We weten door de ervaring van verscheidene eeuwen, dat de menschen
voor hun ideeen leven en zich door deze laten leiden, dat zij deze ideeen
alleen door de opvoeding in zich opgenomen hebben en dat zij zich op iederen
leeftijd onder toepassing van verschillende middelen met hetzelfde succes
laten opvoeden. In het besef van deze feiten zu1len wij tot ons voordeel
het laatste zweempje van het zelfstandige denken uitwisschen, dat wij
al sinds lang in de voor ons noodzakelijke richting hebben geleid. De
onderdrukking van het denkvermogen uit zich reeds in het zoogenaamde aanschouwelijk
onderwijs, dat van de menschen leerzame dieren zal maken, die niet denken,
maar een aanschouwelijke voorstelling noodig hebben om een zaak te begrijpen.
PROTOCOL 17 (Machtsmisbruik)
1. Het beroep van advocaat kweekt koude, wreede, koppige menschen zonder
principes, die zich bij iedere gelegenheid op een onpersoonlijk, zuiver
wettelijk standpunt stellen. Zij zijn gewend bij hun verdediging alles
slechts vanuit het gezichtspunt van hun voordeel en niet vanuit dat van
het publieke welzijn te beoordeelen. Ze slaan over het algemeen geen enkele
verdediging af en probeeren de vrijspraak tot elken prijs door te drijven,
waarbij zij zich van juridische draaierijen bedienen. Daardoor bederven
zij de zeden van de rechtspleging. We zullen daarom het arbeidsveld van
dit beroep beperken en zijn leden tot overheidsambtenaren maken. De advocaten
zullen evenals de rechters het recht hebben met de partijen in verbinding
te staan. De rechtzaken zullen hun toegewezen worden en zij zullen ze
aan de bepalingen moeten toetsen; zij zullen hun clienten op grond van
de resultaten van een vooronderzoek verdedigen. Zij zullen hun honorarium
bepalen zonder acht te slaan op het resultaat van de verdediging. Op deze
manier zullen wij een fatsoenlijke onpartijdige verdediging verkrijgen,
die niet geleid wordt door het loeren op voordeel, maar uit overtuiging.
Dat zal ook de thans gebruikelijke omkooping wegnemen, waardoor hij wint,
die meer betaalt.
2. Wij hebben er al groote zorg aan besteed de christelijke geestelijkheid
in de oogen van het volk omlaag te halen en haar werkzaamheid, die ons
anders ernstige hinderpalen in den weg zou kunnen leggen, te ondermijnen.
Haar invloed op het volk vermindert van dag tot dag.
3. Tegenwoordig wordt overal de geloofsvrijheid erkend. Daaruit vloeit
voort, dat ons nog slechts weinige jaren scheiden van het tijdstip, waarop
de christelijke godsdienst volkomen ineen zal storten. Met de andere godsdiensten
zullen wij nog gemakkelijker tot hetzelfde doel geraken, maar het is nog
te vroeg om daarover te spreken. We zullen de geestelijkheid met zulke
nauwe grenzen omgeven, dat zij in vergelijking met haar vroegeren invloed
in de toekomst zoo goed als heelemaal geen invloed meer zal hebben.
4. Wanneer het oogenblik gekomen is het Pausdom definitief te vernietigen,
zal de vinger van een onzichtbare hand de volkeren op den Pauselijken
stoel wijzen. Als de volkeren zich echter op den Paus zouden storten,
dan zullen wij als zijn schijnbare beschermer optreden om bloedvergieten
te verhinderen. Door deze afleidingsmanoeuvre zullen wij tot in het binnenste
van het Vaticaan doordringen, vanwaar we niet eerder zullen wijken voor
we zijn macht volledig vernietigd hebben.
5. De koning van Israel zal de ware Paus van de wereld, de patriarch van
de internationale kerk zijn.
6. Zoolang wij de jeugd nog niet in de leerstellingen des geloofs, die
na een overgangstijd tot onze geloofsleer zullen leiden, onderwezen hebben,
zullen wij de bestaande kerken niet openlijk vervolgen, maar ze door critiek
en opleiding tot twijfel aan het geloof bestrijden. In het algemeen zal
onze pers over alle regeeringszaken, over godsdienstvraagstukken en over
de onbekwaamheid der volkeren onthullingen brengen en wel in de meest
verachtelijke uitdrukkingen om alles op zoo'n manier omlaag te halen,
zooals alleen wij in staat is dat te doen.
7. Onze heerschappij zal gelijken op die van den Indischen god Vischnu.
Honderd armen zullen de veeren van de sociale machine vasthouden. We zullen
alles zien zonder de hulp van de officieele politie, die, zooals wij haar
voor het volk hebben uitgezocht, tegenwoordig den regeeringen het zien
maar belet. Volgens ons program zal een derde van de onderdanen over de
anderen waken, uit zuiver plichtsgevoel, om den staat vrijwillige diensten
te bewijzen. Het zal dan niet meer eerloos zijn een spion of aangever
te zijn. Ongegronde aanklachten zullen echter streng gestraft worden,
opdat van dit recht geen misbruik wordt gemaakt.
8. Onze vertrouwenslieden zullen we uit de hoogste en de laagste klassen
van de maatschappij kiezen, uit genotzieke ambtenaren, uit uitgevers,
drukkerij-eigenaars, boekhandelaren, winkelbedienden arbeiders, koetsiers,
dienstboden enz. Deze politie zal niet het recht hebben zelfstandig te
handelen, maar heeft tot eenige taak getuigendiensten te bewijzen en berichten
te verstrekken. Het toetsen van hun verklaringen en de daarop berustende
arrestaties zullen de taak van een groep verantwoordelijke politie-organen
zijn. De arrestaties zelf zullen door de gendarmerie en door de plaatselijke
politie worden uitgevoerd.
9. Wie over datgene, wat hij over politieke dingen ziet of hoort, niets
bericht, zal wegens medeplichtigheid worden gestraft. Evenals onze geloofsbroeders
reeds thans verplicht zijn uit eigen beweging allen uit hun gemeente bekend
te maken, die van het geloof afvallen of in strijd met de gemeente handelen,
evenzoo zullen in ons wereldrijk alle onderdanen verplicht zijn den staat
op de aangegeven manier te dienen.
10. Zulk een organisatie zal alle misbruiken van de ambtelijke macht,
elke omkoopbaarheid, kortom alle fouten verwijderen, zooals onze theorieen
die den niet-ingewijden tot gewoonte hebben gemaakt. Hoe zouden wij anders
ons doel - de regeeringen tot wanorde te brengen - kunnen bereiken? Een
van de belangrijkste middelen vormen de ambtenaren. Hun moet men het mogelijk
maken hun slechte gevoelens te ontwikkelen, hun ambtelijke macht te misbruiken
en de omkoopbaarheid te laten domineeren om daarmee anderen aan te steken.
PROTOCOL 18 (Gevangenname van tegenstanders)
1. Wanneer wij het voor noodzakelijk zullen houden verscherpte politiemaatregelen
te nemen - het gevaarlijkste gif voor het aanzien van den staat - zullen
wij met behulp van bekwame redenaars kunstmatig onlusten en uitingen van
ontevredenheid te voorschijn roepen. Deze redenaars zullen bij velen instemming
vinden. Dit echter zal ons als voorwendsel dienen om huiszoekingen en
bewakingen te laten uitvoeren door onze vertrouwenslieden, die wij in
de niet-ingewijde politie geplaatst hebben.
2. Daar de meeste opruiers als het ware uit liefde voor de kunst der samenzwering
handelen, zullen wij ons om hen niet bekommeren, zoo lang zij niet tot
de daad overgaan. Wij zullen ons er toe beperken, hen door spionnen in
het oog te doen houden. Men moet in aanmerking nemen, dat het aanzien
der regeering verdwijnt, wanneer zij zoo dikwijls samenzweringen tegen
zich ontdekt. Want dit sluit de bekentenis van de onmacht of, wat nog
erger is, van het eigen onrecht in. Gij weet, dat wij het aanzien van
de niet-ingewijde vorsten ondermijnden door talrijke aanslagen, welke
wij door onze vertrouwenslieden, blinde schapen van onze kudde, lieten
uitvoeren; met behulp van een paar liberale phrasen kan men hen gemakkelijk
tot een misdaad verleiden, vooral wanneer men er een politiek tintje aan
geeft. Wij zullen de regeeringen dwingen haar onmacht te bekennen door
het feit, dat zij openlijk beschermingsmaatregelen nemen; want daardoor
zullen wij hun aanzien verwoesten.
3. Onze vorst zal door een onzichtbare wacht beschermd worden, want nooit
mogen wij ook maar de gedachte laten bovenkomen, dat hij niet in staat
zou zijn iederen opstand neer te slaan of dat hij zich daarvoor zou moeten
verbergen. Wanneer wij zoo'n gedachte zouden toestaan zooals men
dat deed en nog doet, dan zouden wij daarmee het doodvonnis voor onzen
vorst - en zeker voor zijn dynastie - onderteekenen.
4. Onder strenge bewaring van den uiterlijken schijn zal onze vorst zijn
macht slechts gebruiken tot het welzijn van het volk, nooit echter tot
zijn eigen voordeel of dat van zijn huis. Neemt hij deze houding in acht,
dan zal zijn macht geeerbiedigd en door zijn onderdanen zelf gerespecteerd
worden. Zij zullen hem vereeren met de gedachte, dat het welzijn van iederen
burger en van de maatschappelijke orde van hem afhangt. Een bescherming
van den koning door zichtbare machtsmiddelen zou de erkenning van de zwakheid
van zijn heerschappij zijn.
5. Onze vorst zal, wanneer hij zich onder het volk begeeft, steeds door
een aantal schijnbaar nieuwsgierige mannen en vrouwen omgeven zijn, die
schijnbaar toevallig de eerste rijen innemen en de overige menschen onder
voorwendsel tot handhaving der orde op een bepaalden afstand van hem zullen
houden. Dit goede voorbeeld zal voor de menschen aanleiding zijn zich
op den achtergrond te houden. Zou de een of andere adressant zich door
de menigte willen dringen om zijn aangelegenheid naar voren te brengen,
dan moeten de eerste rijen het verzoekschrift overnemen en voor zijn oogen
aan den vorst overreiken. Iedereen zal dan weten, dat alle verzoeken hem
bereiken en dat hij zich met alle kwesties bezighoudt. De macht van den
vorst geniet alleen dan aanzien, als het volk kan zeggen: "Als de
koning het maar wist", of "De koning zal het hooren."
6. Met de instelling van een officieele garde verdwijnt het geheimzinnige
aanzien van de macht. Iedereen, die over een zekere stoutmoedigheid beschikt;
heeft dan praatjes, en de oproerling, die zich van zijn kracht bewust
is, loert slechts op de gelegenheid een aanslag te plegen. Aan de volkeren
hebben wij het weliswaar geheel anders gepredikt, maar wij weten, welke
kwade gevolgen de openlijke beschermingsmaatregelen voor hen hadden.
7. Wij zullen misdadigers bij de eerste min of meer gegronde verdenking
in hechtenis nemen. De vrees voor een vergissing mag er niet toe leiden,
dat menschen, die van een politiek misdrijf verdacht zijn, ontvluchten,
want deze daden zullen wij werkelijk onverbiddelijk bestraffen. Het kan
misschien geoorloofd zijn bij gewone misdrijven op de beweegredenen in
te gaan; geen verontschuldiging echter is er voor personen, die zich met
politieke-vraagstukken bezig houden, waarvan niemand, met uitzondering
van de regeering, iets kan begrijpen. Niet eens alle regeeringen zijn
in staat de ware staatskunst te begrijpen.
PROTOCOL 19 (Heersers & Mensen)
1. Ofschoon wij niemand toestaan zich met politiek te bemoeien, toch zullen
we de rapporten en voorstellen aan de regeering aanmoedigen, die een verbetering
van den toestand van het volk betreffen. Op deze wijze zullen wij de misstanden
onder of de ideeen van onze onderdanen leeren kennen. De laatste zullen
wij dan uitvoeren of afwijzen op een manier, die het onverstand van de
bedenkers van deze ideeen in het licht zal stellen.
2. Opstanden zijn niets anders dan het blaffen van een kleinen hond tegen
een olifant. Is een regeering, niet alleen met betrekking tot haar politie,
maar ook in sociaal opzicht goed georganiseerd, dan blaft de hond alleen
tegen den olifant, omdat hij diens sterkte niet kent. Het is voldoende
door een voorbeeld de beteekenis van deze sterkte te bewijzen en de hond
zal direct ophouden te blaffen en met den staart kwispelen, zoodra hij
den olifant ziet.
3. Om den politieken misdadiger den schijn van den held te ontnemen, zullen
wij hem op dezelfde beklaagdenbank zetten als dieven, moordenaars of andere
gemeene misdadigers. Dan zal de openbare meening beide categorieen van
misdadigers in haar voorstellingswereld met elkander verwarren en met
dezelfde verachting behandelen.
4. Wij hebben ons moeite getroost - en ik geloof met succes - om de bevolking
er van af te houden politieke misdadigers op deze manier te behandelen.
Met deze bedoeling hebben wij door de pers, door openbare redevoeringen
en door goed samengestelde leerboeken de geschiedenis van het martelaarschap
- dat de oproerlingen om zoo te zeggen voor het publiek welzijn op zich
genomen hebben - geprezen. Deze lofzang heeft de aanhangers van het liberalisme
vermeerderd en duizenden menschen in de rijen van onze kudde gebracht.
PROTOCOL 20 (Financieel programma)
1. Nu zullen wij spreken over het financieele program, dat ik bewaard
heb tot het slot van mijn voordracht, omdat dit onderwerp het moeilijkste
en het meest beslissende is in onze plannen. Voordat ik begin zou ik U,
willen herinneren aan wat ik reeds eerder terloops aanhaalde, n.l. dat
alles zich slechts in een kwestie van cijfers zal oplossen.
2. Zoodra onze heerschappij gekomen is, zal onze autoritaire regeering
alleen reeds uit drang naar zelfbehoud vermijden, het volk te hooge belastingen
op te leggen; want zij zal nooit vergeten, dat zij de rol van den vader
en beschermer te spelen heeft. Niettemin moeten de noodige middelen verkregen
worden, daar het beheer van den staat veel kost. Daarom moet de kwestie
van het evenwicht in de staatshuishouding met bijzondere zorg behandeld
worden.
3. Onze regeering zal van de wettelijk vastgelegde fictie uitgaan, dat
alles wat zich in het gebied van den staat bevindt, eigendom van den koning
is, een veronderstelling, die zonder meer in de daad kan worden omgezet.
De regeering zal daarom overgaan tot het onteigenen van de vermogens in
baar geld, zoodra zij dat voor de regeling van den geldomloop noodzakelijk
acht. Daaruit volgt, dat het beste middel de invoering van een progressieve
vermogensbelasting is. Op deze manier kunnen belastingen zonder onbillijke
verdrukking of benadeeling worden geheven volgens een met de grootte van
het vermogen overeenkomend percentage. De rijken moeten inzien, dat zij
verplicht zijn een deel van hun overvloed ter beschikking van den staat
te stellen, omdat deze hun de zekerheid van het resteerende vermogen en
een eerlijke winst waarborgt. Ik zeg uitdrukkelijk 'eerlijk',
want de controle over het eigendom zal den roof onder het mom van wettelijkheid
onmogelijk maken.
4. De sociale verandering moet van boven komen, want de tijd daarvoor
is rijp en zij is als waarborg voor den vrede noodzakelijk.
5. Het opleggen van belastingen aan de armen legt de kiem voor de revolutie
en is schadelijk voor den staat, die zoodoende op de jacht naar het kleine
het grootere voordeel prijsgeeft. Afgezien daarvan vertraagt de vermogensbelasting
het tempo van aangroeien der prive vermogens, waarvan wij de vermeerdering
totnutoe opzettelijk bevorderd hebben, opdat zij een tegenwicht vormen
tegen de sterkte van de regeeringen en haar financien.
6. Een progressieve belasting zal hoogere baten afwerpen dan een voor
allen gelijke belasting, die ons echter thans van pas komt om omlust en
ontevredenheid onder de volkeren te wekken.
7. De macht, waarop onze koning zal steunen, zal bestaan in het evenwicht
van de staatshuishouding en uit den waarborg voor den vrede. Tot dit doel
is het noodzakelijk, dat de bezittenden wat van hun inkomsten opofferen
om den goeden gang van de staatsmachine te verzekeren. De uitgaven van
den staat zullen door diegenen bestreden worden, die dit het gemakkelijkst
kunnen dragen.
8. Zulke maatregelen zullen den haat van de armen tegen de rijken wegnemen,
omdat de armen dan zullen inzien, dat de rijken de voor den staat noodzakelijke
hulpbronnen en de steunpilaren van vrede en welvaart zijn en dat slechts
de rijken de middelen voor het gedijen van den staat ter beschikking stellen.
9. Opdat de hoogere klassen over de nieuwe belastingen niet al te veel
klagen, zullen wij hun nauwkeurige rapporten uitbrengen over de besteding
van de gelden, uitgezonderd natuurlijk de bedragen, die op de uitgaven
van den troon en de administratie betrekking hebben.
10. Onze vorst zal geen prive vermogen hebben, omdat toch alles, wat zich
in den staat bevindt, hem toebehoort. Twee verschillende vermogens van
den koning zouden met elkaar in tegenspraak zijn, omdat de omstandigheid,
dat hij prive vermogen zou bezitten, zijn recht op het eigendom, dat zich
in het bezit van anderen bevindt, zou opheffen.
11. Alleen de troonopvolger zal door den staat onderhouden worden. De
overige leden van de koninklijke familie moeten in den staatsdienst of
een ander beroep gaan om een recht op een inkomen te verkrijgen. Het voorrecht
tot de koninklijke familie te behooren, geeft niemand het recht op staatskosten
te leven.
12. Op het verwerven van eigendom en erfenis zal een progressieve zegelbelasting
worden geheven. Voor iedere overdracht van eigendom, hetzij in baar geld,
hetzij in andere waarden, die niet gezegeld is, moet de vroegere eigenaar
van den dag van de overeenkomst af tot aan den dag van de ontdekking der
belastingontduiking een procentueele belasting betalen. De overdrachtsakten
moeten wekelijks aan de plaatselijke belastinginstantie voorgelegd worden
onder opgave van den voor- en familienaam en woonplaats van den ouden
en nieuwen eigenaar. De door de overheid te registreeren koop is alleen
van een bepaald bedrag af noodzakelijk; bedrijven in artikelen voor het
dagelijksch gebruik zullen slechts aan een kleine, procentueele zegelbelasting
onderhevig zijn.
13. Rekent U uit hoeveel de opbrengst van deze belastingen de ontvangsten
van de niet tot ons behorende staten zal overschrijden.
14. De staat moet een bepaald reservefonds bezitten; alles wat boven deze
ruggesteun uitgaat, moet weer in omloop worden gebracht. Met deze overschotten
zullen openbare werken worden uitgevoerd. De terhandneming van zulke met
staatsmiddelen uitgevoerde werken zal de arbeidersklasse vast met den
staat en den vorst verbinden. Een deel van deze gelden zal voor prijzen
voor uitvindingen en prestaties op het gebied der productie besteed worden.
15. Buiten deze bedragen mag geen geld in de staatskas achtergehouden
worden, want het geld is voor de circulatie bestemd en iedere belemmering
in de circulatie van het geld kan den gang van de staatsmachine storen.
Het geld is de olie voor het raderwerk van den staat. Ontbreekt de olie,
dan hapert het mechanisme.
16. De vervanging van een deel van baar geld door waardepapier heeft precies
zoo'n storing veroorzaakt. De gevolgen van dit feit zijn reeds voldoende
voelbaar.
17. We zullen ook een rekenkamer instellen. De regeering zal daardoor
ieder oogenblik een nauwkeurig overzicht over de inkomsten en uitgaven
van den staat ter beschikking hebben. Uitgezonderd is slechts de nog niet
afgesloten rekening over de loopende maand en de nog niet overgelegde
afrekening over de vorige maand.
18. De eenige persoon, die geen voordeel heeft van de plundering van de
staatskas, is haar eigenaar, de vorst. Daarom zal de door hem uitgeoefende
controle de verspilling en verkwisting van staatsgelden onmogelijk maken.
19. De representatieve plichten, die den vorst van zijn kostbaren tijd
berooven, zullen wij afschaffen, opdat hij genoeg tijd voor zijn staatsbezigheden
over heeft. Zijn macht zal niet meer afhankelijk zijn van de gunstelingen,
die den troon alleen om de pracht en de praal willen omgeven, maar uitsluitend
voor hun eigen voordeel zorgen en niet voor dat van den staat.
20. Terwijl wij het geld uit de, circulatie haalden, hebben wij een economische
crises in het leven geroepen. Reusachtige bedragen werden zoo den staten
onttrokken en deze zagen zich gedwongen, dezelfde kapitalen, die door
ons werden opgehoopt, als leeningen van ons aan te nemen. Deze leeningen
beteekenen een zwaren last voor de staten, die er nu rente voor moeten
betalen en schuldenaars zijn.
21. De samentrekking van de industrie in handen van het kapitaal, die
de kleine bedrijven vernietigde, zoog alle productieve volkskrachten en
daarmee ook den rijkdom van de staten op.
22. Tegenwoordig houdt de geldcirculatie geen verband meer met het zielenaantal
en kan daarom geen rekening houden met de behoeften van de arbeiders.
De uitgifte van nieuw geld moet gelijken tred houden met den groei van
de bevolking, waarbij ook de kinderen meegeteld moeten worden, daar ook
voor hen van den dag hunner geboorte af geld noodig is. De reorganisatie
van de geldcirculatie is een levensvraag voor de heele wereld.
23. U weet, dat de gouden standaard verderfelijk werd voor de staten,
die hem aanvaardden, want hij kan de behoefte aan geld niet bevredigen,
te minder nog toen wij ons best deden zooveel mogelijk goud aan den omloop
te onttrekken.
24. Onze regeering moet een standaard invoeren, die op de arbeidskracht
berust, waarbij het om het even is of het geld uit papier of uit hout
bestaat. We zullen het geld uitgeven naar de doorsneebehoefte van de onderdanen
en de hoeveelheid geld bij iedere geboorte vermeerderen en bij ieder sterfgeval
verminderen. Elke provincie, elke gemeente moet deze berekeningen overnemen.
25. Opdat de afzonderlijke overheden op tijd in het bezit van de door
hen benoodigde gelden komen, zullen de bedragen en de dag van de verzending
door de regeering bij verordening worden vastgesteld. Zoodoende zal de
bevoorrechting door de ministeries van de eene overheid ten nadeele van
de andere terzijde worden gesteld.
26. De voorloopige ramingen van de staatsinkomsten en uitgaven zullen
naast elkaar gelegd worden, opdat men beide met elkander vergelijken kan.
27. Hervormingen, die wij in de financieele instellingen willen invoeren,
zullen wij voorstellen op een manier, die niemand verontrust. We zullen
de noodzakelijkheid van deze veranderingen voorstellen als gevolgen van
den chaos, waarin de financieele huishouding van de staten terecht is
gekomen. We zullen bewijzen, dat de hoofdoorzaak van dezen ongezonden
toestand daarin is gelegen, dat men aan het begin van ieder jaar een begrooting
opstelt, die van jaar tot jaar aangroeit. Dan verlangt men een supplement,
dat al na drie maanden uitgegeven is; hierop wordt een aanvullingsbudget
gesloten en ten slotte begeert men nog een verder crediet om de eindafrekening
te kunnen opmaken. Daar de begrooting voor het daaropvolgende jaar naar
de totale rekening van het afgeloopen jaar wordt opgesteld, bedraagt het
jaarlijksche verlies vijftig procent en de begrooting verdrievoudigt zich
alle tien jaren. Dank zij dezen gang van zaken, welke de regeeringen in
haar zorgeloosheid hebben toegepast, zijn hun schatkisten leeg. De daarop
volgende leeningen hebben het restant opgeslokt en alle staten tot het
bankroet gebracht.
28. U zult wel begrijpen, dat wij zoo'n economie, zooals wij haar
aanbevalen, bij ons niet zullen dulden.
29. Iedere staatsleening bewijst zwakte en gebrek aan begrip voor de rechten
van den staat. De leeningen hangen als het zwaard van Damocles boven het
hoofd der vorsten, die, in plaats van de benoodigde gelden rechtstreeks
bij de onderdanen in den vorm van een belasting te halen, met uitgestrekte
handen bij onze banken komen bedelen. Buitenlandsche leeningen zij als
bloedzuigers, die men van het staatslichaam niet kan verwijderen, of het
zou moeten zijn dat zij vanzelf afvallen of dat de staat ze met geweld
afschudt. Maar de staten schudden deze bloedzuigers niet van zich af,
integendeel, zij vermeerderen nog haar aantal, zoodat zij aan deze vrijwillige
aderlating ten slotte te gronde moeten gaan.
30. Wat is in werkelijkheid een leening, vooral een buitenlandsche, anders
dan een aderlating? Een leening bestaat uit staatsschuldverbintenissen,
die de verplichting inhouden tot het betalen van een bepaalde rente, in
verhouding tot de grootte van het opgenomen kapitaal. Bedraagt de rente
vijfprocent, dan heeft de staat in den loop van twintig jaar ten overvloede
alleen aan rente een bedrag betaald, gelijk aan het bedrag der leening,
in veertig jaar een dubbel zoo hoog bedrag, in zestig jaar het drievoudige
en de schuld zelf blijft altijd nog onbetaald.
31. Hieruit volgt, dat de staat langs den weg der belastingheffing den
armen den laatsten cent ontneemt, alleen om aan vreemde kapitalisten,
van wie hij het geld leende, rente te betalen, in plaats van de benoodigde
bedragen door middel van een belasting, die geen rente kost, uit het eigen
volksvermogen bijeen te brengen.
32. Zoolang de leeningen in het binnenland werden opgenomen, lieten de
overheden eenvoudig het geld uit den zak van de armen in dien van de rijken
vloeien. Toen wij echter door omkooping personen kregen om in het buitenland
geld op te nemen, verdwenen alle rijkdommen van de staten in onze kassen
en de menschen werden aan ons schatplichtig.
33. Door de nalatigheid in de leiding der staatszaken, door de omkoopbaarheid
van de ministers, door de onbekwaamheid in economische vraagstukken hebben
de regeeringen haar landen dermate in de schuldslavernij van onze banken
gebracht, dat zij hun schulden nooit zullen kunnen betalen. Gij, mijne
heeren, zult begrijpen, welke moeite en geldelijke offers ons het veroorzaken
van dezen toestand heeft gekost.
34. Storingen in het geldverkeer zullen wij niet dulden. Daarom zullen
er geen verschillende staatsschuldverbintenissen meer zijn, een enkele
uitgezonderd, die één, procent rentend zal zijn; deze lage
rente zal den staat niet meer de aderlating door bloedzuigers doen ondergaan.
Het recht tot uitgifte van waardepapieren zal uitsluitend worden toegestaan
aan de industrieele maatschappijen, welken het niet zwaar zal vallen uit
haar winst rente te betalen, terwijl de staat uit zijn leeningen geen
winst kan trekken, daar hij die alleen opneemt om zijn uitgaven te bestrijden,
maar niet om zaken te doen.
35. Zulke industriepapieren zal de staat ook koopen; op deze manier verandert
hij van een rente betalenden schuldenaar, die hij tegenwoordig is, in
een schuldeischer. Deze maatregel zal storingen in het geldverkeer, klaplooperij
en gemeenheid onmogelijk maken, die ons in den tijd der heerschappij niet
wenschelijk voorkomen.
36. De onbekwaamheid van den zuiver dierlijken gedachtengang van de overheden
ligt duidelijk voor de hand; ze leenden bij ons geld tegen rente en dachten
er niet aan, dat zij hetzelfde bedrag, vermeerderd met de rente, uit de
schatkist moesten nemen om de schuld aan ons in te lossen. Zou het niet
veel eenvoudiger geweest zijn, het geld door de belastingbetalers te doen
opbrengen, wien zij geen rente moeten betalen? Dat juist bewijst het overwicht
van onzen geest, dat wij er in geslaagd zijn de staten de beteekenis van
de staatsleeningen zoo voor te stellen, dat zij daarin zelfs voordeel
voor zichzelf zagen.
37. Gesteund door eeuwenlange ervaringen, waarvan de grondslagen door
de staten zijn gelegd, zullen onze instellingen zich van de hunne door
duidelijkheid en doelbewustheid onderscheiden en iedereen van de nuttigheid
van onze veranderingen overtuigen. Zij zullen een einde maken aan de misstanden,
met behulp waarvan wij de overheden in onze macht hielden, maar die in
ons koninkrijk niet meer geduld zullen worden.
38. We zullen een zoodanige wijze van verrekening instellen, dat noch
de vorst, noch de geringste ambtenaar ook maar het kleinste bedrag ongemerkt
aan zijn bestemming kan onttrekken of voor een ander dan het door ons
voorgeschreven doel kan gebruiken.
39. Men kan niet regeeren zonder een vast plan. Zelfs helden gaan te gronde,
als zij niet weten waarheen hun weg hen voert en als ze niet evenredig
uitgerust zijn.
40. De vorsten van deze wereld, die wij door representatieve plichten,
feesten en besprekingen van de vervulling van hun vorstelijke plichten
afhielden, dienden onzen vorst slechts als wandscherm. De rapporten van
de hovelingen en ambtenaren, die den vorst in het openbaar vertegenwoordigen,
werden in werkelijkheid door onze vertrouwenslieden samengesteld. Ze bevatten
voornamelijk bloote beloften op bezuinigingen van den staat en op verbeteringen,
waardoor de kortzichtige massa ten volle werd tevreden gesteld. De lezers
van onze rapporten zouden wet hebben kunnen vragen: "Hoe moeten bezuinigingen
bereikt worden? Soms door nieuwe belastingen?" Maar zij stelden zulke
vragen niet. Gij, mijne heeren, weet, waartoe deze zorgeloosheid heeft
geleid en in welk een financieel warnet de staten zijn geraakt, trots
de wonderbaarlijke arbeidskracht van hun volken.
PROTOCOL 21 (Leningen & Krediet)
1. Aan mijn laatste beschouwing wil ik nu een uitvoerige uiteenzetting
over de binnenlandsche leeningen toevoegen. Over de buitenlandsche leeningen
zal ik niet meer spreken; ze hebben onze zakken met het geld van de volkeren
volgepropt; in onzen staat echter zullen er geen buitenlandse leeningen
meer zijn.
2. Wij hebben de omkoopbaarheid van de staatsambtenaren en de nalatigheid
van de vorsten gebruikt om onze gelden twee-, drie- en meervoudig terug
te krijgen, terwijl wij den regeeringen meer geld leenden dan zij onvoorwaardelijk
noodig hadden. Wie zou ons dat kunnen nadoen? Ik zal mij nu met de bijzonderheden
van de binnenlandsche leeningen bezig houden.
3. Als een staat een leening wil aangaan, dan stelt hij inteekenlijsten
op. Opdat de uitgegeven staatspapieren door iedereen genomen kunnen worden,
wordt de nominale waarde van honderd tot duizend gulden vastgesteld. Den
eersten inteekenaren wordt voorgehouden, dat ze niet alles toegewezen
krijgen. Den volgenden dag komt het tot een prijsstijging; naar men voorgeeft,
wegens grootere vraag. Na eenige dagen maakt men bekend, dat de staatskassen
overvol zijn en dat men niet meer weet wat met het geld aan te vangen.
Waarom neemt men het dan aan? De inteekening overschrijdt nu het gevraagde
bedrag meermalen; en hierin ligt het bijzondere succes, want het publiek
heeft daarmee zijn vertrouwen in de regeering te kennen gegeven.
4. Maar als de comedie afgeloopen is, staat men voor een ongehoorde schuld.
Om de rente te kunnen betalen, neemt de staat zijn toevlucht tot een nieuwe
leening, die de totnutoe bestaande schuld niet wegneemt, maar integendeel
vermeerdert. Als het vertrouwen in den staat dan eindelijk uitgeput is,
moet men door nieuwe belastingen niet eens de leeningen, maar alleen de
rente van de leeningen dekken. Deze belastingen veroorzaken dus een schuld,
waarmee men een andere schuld betaalt.
5. Dan komt de tijd van de conversie, waardoor echter alleen de rentevoet
wordt verlaagd en niet de schuld wordt gedelgd. Bovendien is zij alleen
met toestemming van de schuldeischers door te voeren. Bij de aankondiging
van een conversie moet men de schuldeischers vrijlaten of er in toe te
stemmen of hun geld terug te vorderen. Als iedereen zijn geld terugeischte,
zou de staat in zijn eigen net gevangen worden en zou niet in staat zijn
de terugbetalingsvorderingen na te komen. Gelukkig zijn de staten in geldzaken
weinig bedreven en hebben zij nog altijd aan koersverliezen en renteverlagingen
de voorkeur gegeven boven de onzekerheid van nieuwe beleggingen. Daardoor
gaf men den regeeringen meer dan één keer de gelegenheid
zich van een schuld van eenige millioenen te ontdoen. Bij buitenlandsche
leeningen wordt op deze wijze niet gehandeld, daar men wel weet, dat wij
onze gelden gezamenlijk zouden terugtrekken, wat het staatsbankroet ten
gevolge zou hebben; de verklaring van de onmacht tot betalen van den staat
zou tevens den volkeren bewijzen, dat tusschen hen en hun regeeringen
iedere gemeenschappelijke band ontbreekt.
6. Ik vestig Uw aandacht op dit feit en ook op het volgende: tegenwoordig
zijn alle binnenlandsche leeningen in zoogenaamde zwevende schulden omgezet,
dat zijn schulden, die binnen een korter of langer tijdsverloop afbetaald
moeten worden. Deze leeningen worden onder absorbeering van de in de staatsbanken
of de spaarbanken liggende gelden opgenomen. Daar deze gelden de regeering
lang genoeg ter beschikking staan, worden zij tot betaling van de rente
der buitenlandsche leeningen gebruikt en in de plaats daarvan deponeert
de regeering een zelfde bedrag in schuldbrieven. Met zulke pandbrieven
worden alle verliezen in de schatkisten der staten goedgemaakt.
7. Zoodra wij de wereldheerschappij verkregen zullen hebben, zullen a1
deze zwendelpractijken ophouden, omdat zij onze belangen niet dienen.
Eveneens zullen wij alle effectenbeurzen sluiten, omdat wij niet zullen
dulden, dat het aanzien van onze heerschappij door koersschommelingen
van onze staatspapieren geschokt wordt. Door een wet zal worden vastgesteld,
dat de nominale waarde tegelijkertijd de koerswaarde is en dat er geen
schommelingen mogen zijn. Iedere koersstijging heeft een koersdaling ten
gevolge en wij hebben daarom koersstijgingen in het leven geroepen om
den koers der waardepapieren omlaag te kunnen drukken.
8. We zullen de beurzen vervangen door machtige staatscredietinstellingen,
welker taak het zal zijn den koers van de industriepapieren al naar de
wenschen van de regeering te bepalen. Deze instellingen zullen in staat
zijn op een enkelen dag industriepapieren tot een waarde van vijfhonderd
miljoen op de markt te werpen of aan te koopen. Op deze wijze zullen alle
industrieele ondernemingen afhankelijk van ons worden. U kunt u voorstellen,
welk een macht wij ons daardoor zullen verschaffen.
PROTOCOL 22 (De macht van het goud)
1. In alles wat ik U totnutoe uiteengezet heb, deed ik moeite U een indruk
van de vroegere en de tegenwoordige gebeurtenissen te geven en U aan te
toonen hoe alles in den stroom van het lot meegolft. Spoedig zult U de
gevolgen herkennen. Ik heb U bekend gemaakt met de geheimen van onze verhoudingen
tot de niet tot ons behorende kringen en van onze financieele politiek.
Ik heb er slechts weinig aan toe te voegen.
2. In onze handen bevindt zich de grootste macht van den tegenwoordigen
tijd! Het geld: Binnen twee dagen kunnen wij ieder gewenscht bedrag terugtrekken.
Moeten wij dan nog bewijzen, dat onze heerschappij door God voorzien is?
Zouden wij bij zulk een rijkdom niet in staat zijn het bewijs te leveren,
dat al het kwade, dat wij in den loop van zooveel eeuwen moesten doen,
ten slotte toch tot de ware welvaart en tot de alomvattende orde geleid
heeft? Misschien zullen er nog eenige geweldige maatregelen noodig zijn,
maar uiteindelijk zal de 'orde' worden ingesteld.
3. We zullen bewijzen, dat wij de weldoeners zijn, die de gekwelde wereld
vrede en vrijheid hebben gegeven. We zullen haar gelegenheid geven zich
in de rust en den vrede te verheugen, maar onder de uitdrukkelijke voorwaarde,
dat onze wetten worden gerespecteerd. Gelijktijdig zullen wij allen opheldering
geven, dat de vrijheid niet in zedeloosheid en teugelloosheid en dat 's
menschen kracht en waardigheid nooit in de verkondiging van revolutionnaire
principes, zooals b.v, de gewetensvrijheid en de algemeene gelijkheid,
kan bestaan, evenzoo, dat de persoonlijke vrijheid nooit het recht geeft,
zichzelf of anderen door opruiende redevoeringen op te winden. De ware
vrijheid bestaat in de onschendbaarheid van den persoon. De waardigheid
van de menschen bestaat in de erkenning van hun rechten, maar niet in
fantastische ideeen over de beteekenis van hun ik.
4. Onze heerschappij zal roemrijk zijn, omdat zij machtig zal zijn en
regeeren en leiden zal; ze zal zich niet op sleeptouw laten nemen door
partijleiders en volksredenaars, die holle woorden uitschreeuwen, die
ze voor hun principes uitgeven, maar die zuiver utopieen zijn. Onze heerschappij
zal de gebiedster zijn over de orde, die het heele geluk van de menschen
uitmaakt. Het hooge aanzien van deze heerschappij zal bij het volk mystieke
aanbidding en vereering opwekken. Ware macht mag voor geen recht, niet
eens voor goddelijk recht, terugwijken; niemand mag het wagen haar te
na te komen om haar ook maar het kleinste stukje te ontrooven.
PROTOCOL 23 (Indoctrinatie van respect)
1. Om de volkeren aan gehoorzaamheid te wennen, moet men ze tot bescheidenheid
opvoeden. Daarom moet de productie van luxe artikelen ingekrompen worden.
Daardoor zullen we de moraal verbeteren, die door den wedijver in pronkzucht
bedorven werd.
2. We zullen den handenarbeid weer bevorderen om de grootindustrie te
benadeelen; dit is ook daarom noodzakelijk, omdat de fabriekseigenaren
dikwijls, zij het ook onbewust, hun arbeiders in staatsvijandigen zin
beinvloeden.
3. Een volk, dat zich alleen met kleinbedrijf bezighoudt kent geen werkloosheid;
het is aan de bestaande maatschappelijke orde vast verknocht en ondersteunt
daarom de regeering. Werkloosheid is het grootste gevaar voor de regeering.
Voor ons zal de werkloosheid haar rol uitgespeeld hebben, zoodra de macht
in onze handen is.
4. De drankzucht zal eveneens wettelijk worden verboden en als misdaad
tegen de menschheid gestraft worden, omdat de mensch onder invloed van
den alcohol tot een wild dier wordt.
5. De volkeren, ik herhaal het nog eens, gehoorzamen alleen maar blindelings
aan een sterke, volkomen onafhankelijke macht, die zich met zwaard in
de hand tegen iederen socialen opstand verdedigt. Waarom zouden de menschen
een koning met een engelenziel noodig hebben? Ze moeten in hem de belichaming
van de kracht en de macht zien.
6. De tegenwoordige regeeringen leiden haar bestaan temidden van een door
ons zedeloos gemaakte maatschappij, die zelfs de macht van God loochent
en waar de vlam van de anarchie uitslaat. Onze vorst moet daarom voor
alles dit verterende vuur blusschen en tot dit doel de huidige samenleving,
zij het ook door verdrinking in eigen bloed, opheffen om haar dan in de
gedaante van een goed georganiseerd leger weer te laten opstaan, die elke
het staatslichaam bedreigende besmetting bewust zal bestrijden.
7. Onze vorst zal door onze God zijn uitverkoren de zinlooze krachten
te vernietigen, die geleid worden door een dierlijk drijven en niet door
het verstand, door de ruwheid en niet door de menschelijkheid. Deze krachten
vieren thans overwinning, terwijl zij onder den schijn van het recht en
de vrijheid roof en gewelddadigheden uitoefenen. Ze hebben iedere maatschappelijke
orde vernietigd om nu op haar puinhoopen den troon van den 'koning
der joden' op te richten. Maar haar rol zal uitgespeeld zijn, zoodra
onze vorst de regeering overneemt. Dan moeten zij van zijn pad weggevaagd
worden, opdat geen hindernis overblijft.
8. Dan zullen wij den volkeren kunnen zeggen: Dankt God en buigt U voor
hem, die op zijn voorhoofd het teeken der voorzienigheid draagt en wiens
ster God zelf leidt, opdat niemand buiten hem de menschheid van al het
kwaad verlosse.
PROTOCOL 24 (Kwaliteiten van de heerser)
1. Ik ga nu over tot de middelen, waardoor het 'Huis David'
voor de eeuwigheid gewaarborgd zal zijn. Onze methode zal op dezelfde
principes berusten, die voor onze wijzen in alle wereldvraagstukken beslissend
waren, hetgeen beteekent, dat wij den gedachtengang van de geheele menschheid
zullen bepalen.
2. Verscheidene medeleden van het 'Huis David' zullen de koningen
en hun opvolgers op hun ambt voorbereiden, waarbij de laatsten niet volgens
het recht van de erfopvolging, maar volgens hun bijzondere bekwaamheid
uitverkoren worden. Zij zullen hen in de diepste geheimen van de staatskunst
en van onze plannen inwijden, waarbij wij alle voorzichtigheidsmaatregelen
zullen treffen, dat niemand anders van deze geheimen iets te weten komt.
Hierdoor zal bereikt worden, dat ieder de overtuiging krijgt, dat de regeering
alleen aan hen kan worden toevertrouwd, die in de geheimen van de staatskunst
zijn ingewijd.
3. Alleen deze uitverkorenen zullen in de uitvoering van onze - op de
ervaring van eeuwen berustende - plannen, in onze kennis van de politieke,
economische en sociale verhoudingen en in den geest van de wetten onderricht
zijn, die de natuur zelf heeft opgesteld om de betrekkingen van de menschen
te regelen.
4. De onmiddellijke nakomelingen van den koning worden van de troonopvolging
uitgesloten, als zij gedurende hun opvoeding lichtzinnigheid, weekhartigheid
en soortgelijke eigenschappen vertoonen, die hen voor de regeering onbekwaam
maken of het aanzien van den troon kunnen schaden.
5. Onze wijzen zullen de teugels der regeering alleen aan hen toevertrouwen,
die de bekwaamheid bezitten, met onvoorwaardelijke standvastigheid, ja,
zoo noodig zelfs met wreedheid te regeeren.
6. In geval van ziek worden of van verlies der wilskracht moet de koning
de teugels der regeering in andere, meer bekwame handen leggen.
7. De plannen van den koning voor het heden, nog meer echter die voor
de toekomst, zullen zelfs aan zijn naaste raadgevers onbekend zijn. Alleen
de koning zelf en drie ingewijden zullen de plannen voor de toekomst kennen.
8. In den persoon des konings, die met onbuigzamen wil meester over zichzelf
en over de menschheid za1 zijn, zullen allen de belichaming van het lot
en zijn onbekende paden zien. Niemand zal weten wat de koning met zijn
bevelen bereiken wil; niemand zal zijn onbekenden weg durven kruisen.
9. Vanzelfsprekend, moet de geestelijke hoogheid van den koning overeenstemmen
met de beteekenis van de hem toevertrouwde plannen. Daarom zal de koning
den troon eerst bestijgen, als onze wijzen zijn bekwaamheden hebben vastgesteld.
10. Opdat het volk zijn koning kent en liefheeft, moet hij op de openbare
pleinen voor hen spreken. Dit leidt tot de zeer noodzakelijke vereeniging
vann de twee krachten, die wij tegenwoordig, door de terreur van elkaar
scheidden. Deze terreur was voor ons totnutoe onvermijdelijk, want alleen
dank zij haar scheiding konden wij de beide krachten aan ons onderwerpen.
11. De koning mag zich niet door hartstocht en zeker niet door zinnelijkheid
laten beheerschen; dierlijke drijfveeren, die zijn geestelijke bekwaamheden
zouden kunnen verzwakken, mag hij nooit laten opkomen. Zinnelijkheid vernietigt
meer dan elke andere hartstocht de bekwaamheden van den geest en de klaarheid
van den blik; zij leidt het denken naar de slechtste en meest dierlijke
zijde der menschelijke natuur.
12. De wereldvorst uit het heilige geslacht Davids, de zuil der menschheid,
moet al zijn persoonlijke neigingen aan het welzijn van zijn volk opofferen.
Onze vorst moet het voorbeeld der onberispelijkheid zijn.
Onderteekend door de vertegenwoordigers van Sion van den 33sten graad.
|